Markus Appenzeller is fan van Vlaamse architectuur en enthousiast over de projecten in het Architectuurboek Vlaanderen 2022. Ze tonen waar de architectuur naar toe zou moeten gaan, zo stelt Appenzeller aan de hand van zes thema’s. Het is alleen jammer dat de redactie van het Architectuurboek dit niet zag.
Laat ik bekennen, ik ben een liefhebber van Vlaamse hedendaagse architectuur. De culturele relevantie ervan werd 20 jaar geleden al erkend met de oprichting van het Vlaams Architectuurinstituut en ze heeft me altijd geïntrigeerd met een soliditeit en ruimtelijke rijkdom, zonder de bling-bling die elders wel nodig blijkt te zijn. Dit heeft het beruchte ‘lelijke Belgische huis’ opgeleverd, maar zorgt ook voortdurend voor uitzonderlijke architectuur. De 15de editie van het architectuurboek Vlaanderen slaat begrijpelijkerwijs lelijkheid over en focust op schoonheid. En er is veel moois te zien, maar er wringt iets.
Wat Sofie de Caigny, hoofdredactrice van het boek en directrice van het Vlaams Architectuurinstituut, in haar introductie van Architectuurboek Vlaanderen 2022 het ‘Janushoofdkarakter’ van het boek noemt, blijkt niet één boek met twee gezichten, maar vier of vijf boeken in één publicatie te zijn. Bladerend door het boek, krijg je het gevoel naar een stroom eindejaarsoverzichten op tv te kijken – het is een beetje van alles maar het wordt niet duidelijk wat dit boek wil zijn. Is het een encyclopedisch overzicht van de beste gebouwen van het afgelopen jaar in Vlaanderen? Is het een verhaal over trends in de samenleving en hoe architectuur hierop reageert? Is het een fotoboek, of wil het een systemisch overzicht zijn van de praktijk van de architectuur? Hoewel elk een goede keuze zou zijn om de projecten te presenteren, vereisen het samenvoegen daarvan in een boek veel meer redactioneel kunstenaarschap dan het gewoon achter elkaar plaatsen. Als de selectie verwerkt wordt tot een allesomvattend visueel en tekstueel verhaal dat verbindingen legt en verschillende perspectieven toont, dan zou dit een veel intrigerender verhaal over de stand van zaken van de Vlaamse architectuur mogelijk maken, dan nu in Architectuurboek Vlaanderen 2022 het geval is.
In het hoofdessay ‘Allianties met de realiteit’ omschrijft De Caigny de publicatie als een “architectuurboek van de twijfel” omdat het vak een duidelijk kompas mist tussen het redden van de planeet en de CO2-uitstoot van de bouwsector, tussen het werken voor hogere doelen, het faciliteren van winstoptimalisatie van investeerders, en tussen top-down besluitvorming en het betrekken van het publiek. Kijkend naar de geselecteerde projecten kan ik deze analyse niet delen. Ik kan ook niet instemmen met de bewering dat er weinig tot geen sprake is van klimaatbestendigheid en duurzaamheid. Wat ik in plaats daarvan waarneem, is precies waar architectuur naartoe zou moeten gaan. Door afstand te nemen van het idee dat iets dat er groen uitziet onmiddellijk duurzaam is en iets dat niet deze kleur heeft niet duurzaam is, kunnen we het debat veranderen. We kunnen de focus verschuiven van oplossingen die het luidst ‘GROEN!’ roepen (zonder het wellicht echt te zijn) of het meest opvallende beeld opleveren, naar integralere antwoorden die ons echt verder brengen. Veel gebouwen in het Architectuurboek Vlaanderen 2022 doen namelijk precies dat. Om de kwaliteit van deze projecten te zien, is een scherpere blik noodzakelijk dan de blik waarmee nu naar de projecten wordt gekeken. De praktiserende architecten vertegenwoordigd in het boek zijn verder in het vinden van de juiste antwoorden dan hun beschouwers. Je moet de projectbeschrijvingen van de redactie zorgvuldig lezen om de hints te kunnen extraheren welke vooruitstrevende ideeën in de projecten zitten.
Veel projecten lijken mogelijk niet zo revolutionair als men zou wensen, maar misschien is dat precies wat er mis is met onze zoektocht naar oplossingen: we proberen haasje-over te spelen terwijl de oplossing soms recht voor ons ligt:
Hout. In veel projecten speelt hout een belangrijke rol, maar in geen van de projecten is hout enkel het materiaal dat een gevel of wand bedekt om het gebouw er duurzamer uit te laten zien. In plaats daarvan wordt hout gebruikt als constructief materiaal waar het zinvol is en bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteiten. Het gebruik van hoge houten balken in drie Park + Ride-garages van HUB vervriendelijken niet alleen de ‘look and feel’ van de ruimte, maar resulteren ook in hogere plafonds waardoor de gebouwen in de toekomst ook andere functies kunnen opnemen. GAFPA Architecten gebruikt in het ontwerp voor een Houtbouwatelier in Gent hout op eenzelfde manier als HUB: daar waar het kan en nuttig is.
Tijdloosheid. De Australische filosoof Roman Krznaric introduceerde ‘de goede voorouder’: wat ons gedrag zou moeten sturen, moet worden geleid door hoe we door toekomstige generaties gezien willen worden. Veel van de gebouwen opgenomen in het boek nemen dit serieus. Ze onthouden zich van tijdgeestgebonden gimmicks en vertegenwoordigen in plaats daarvan een zekere mate van tijdloosheid en terughoudendheid. De resultaten zijn niet neutraal. In feite spreken ze over onze tijd, maar doen dat niet met een diva-achtige houding, waarbij ze het verleden overschaduwen en toekomstige aanpassingen moeilijk maken. Deze houding komt duidelijk terug bij de projecten Gare Maritime en Het Steen. Neutlings Riedijks Gare Maritime in Brussel overschaduwt de grandeur van het negentiende-eeuwse goederenstation van Thurn & Taxis niet, maar zoekt er letterlijk beschutting onder. noArchitecten neemt het Antwerps icoon Het Steen niet over maar vult het aan, zodat het nu en in de verre toekomst beter kan functioneren.
Stapelen. Het beperkt houden van de menselijke impact op de natuur betekent ook dat we de ruimte efficiënter moeten gebruiken. Meestal resulteert dit in het toevoegen van verdiepingen van hetzelfde gebruik, wat leidt tot steeds grotere monofunctionele gebouwen. Het mengen van toepassingen is uitdagender en architecten nemen deze uitdagingen graag aan. Xaveer de Geyter Architecten stapelt onderwijs en sport in hun Melopee school in de Gentse Nieuwe Dokken. META architectuurbureau en Bergen Kolpa Architecten voegen een serre en onderzoekscentrum toe aan een bestaand logistiek centrum voor groente. Beide resultaten zijn even overtuigend als – hopelijk – trendsettend.
Overdimensionering. De grootste delen van onze steden zijn niet nieuw, ze zijn in de loop der eeuwen ontstaan en functioneren nog steeds. Haar architectuur maakte aanpassing in de loop van de tijd mogelijk. Een belangrijk aspect dat het vermogen om te veranderen vergroot is overdimensionering, voornamelijk in de vrije hoogte van ruimtes, maar ook door het toepassen van draagstructuren die verandering toelaten. Het modernistische efficiëntiedenken maakte aan overdimensionering een einde en heeft ons naoorlogse stadswijken opgeleverd waar aanpassing in veel gevallen alleen mogelijk is door sloop en nieuwbouw. Veel van de projecten in het Architectuurboek gaan voorbij dit modernistische paradigma en geven ons ruimtes die kunnen veranderen. De bovengenoemde Park + Ride garages in Antwerpen zijn hier een voorbeeld van. Hetzelfde geldt ook voor het Wooncollectief in Borgerhout ontworpen door Broekx-Schiepers. De woningen kunnen door de afwezigheid van dragende muren zowel uiteenlopende woonwensen opvangen als ook gebruikt worden als kantoor, atelier of voor maatschappelijke functies.
Vernieuwing en hergebruik. Het lijdt geen twijfel dat de bouwsector een flinke bijdrage levert aan de uitstoot van broeikasgassen. Dit wordt steeds meer een argument voor regeneratie – zeker in de context van gebouwen die niet op erfgoedlijsten terechtkomen. Robberecht en Daem in samenwerking met BARO, SumProject en Barbara Van der Wee Architects, en DBLV Architecten laten zien dat een monument – De Boekentoren – en een generiek woongebouw – Nekkerspunt – zo kunnen worden verbouwd, dat ze prima bij de gebruikspatronen van nu passen en zelfs nieuwe ruimtelijke en technische oplossingen bieden die de bestaande praktijk kunnen vernieuwen. De manier waarop de betonnen gevel van de toren gerestaureerd wordt en hoe de appartementen in Nekkerspunt sociale woningbouw veranderen van schraalheid naar typologisch rijkdom, zijn voorbeelden hiervan.
Publieke affaire. Het is mooi te zien dat veel van de getoonde gebouwen de publieke sector als opdrachtgever hebben. Veel van de projecten zijn het resultaat van een Open Oproep van de Vlaams Bouwmeester en bevestigen de positieve rol die deze sector, en dit instrument in het bijzonder, kan spelen. De open oproep ondersteunt architecturale uitmuntendheid en creëert kansen voor bureaus op basis van hun ideeën in plaats van een lange lijst referenties van de typologie in kwestie.
Het zijn zes thema’s die de projecten in het Architectuurboek Vlaanderen met elkaar verbinden, zes lijnen van verhalen met ruimte om het eigen denken van de redactie toe te voegen. In plaats daarvan kozen ze ervoor essays te schrijven die min of meer de huidige professionele discussie in generieke termen weerspiegelen: Hoe kunnen we in tijden van klimaatcrisis beter bouwen? Wat is de juiste houding ten opzichte van monumenten, en hoe te werken aan een goede toekomst van scholen, zorghuizen en huisvesting in het algemeen. Alsof ze ook nog moesten worden opgenomen om het jaaroverzicht compleet te maken, zijn de laatste hoofdstukken van het boek gewijd aan de stedelijke schaal, de Vlaamse bijdrage aan de Biënnale van Venetië in 2021 en aan nieuwe businessmodellen voor architecten. Elk hoofdstuk heeft een eigen auteur met volledig uiteenlopende schrijfstijlen die de oriëntatie van de lezer – letterlijk en figuurlijk – op de proef stellen – vaak ontbreekt de bredere context of eenvoudige kaarten met straat- en plaatsnamen. In deze essays worden veelal ook projecten besproken die niet als uitgelichte projecten in het boek voorkomen. Dit kan een verrijking zijn, maar met te weinig detail in beeld en tekst en zonder altijd verbindingen te leggen met de projecten uit het encyclopedische gedeelte van het boek lijkt de keuze willekeurig. Hierdoor zijn deze teksten een gemiste kans om te laten zien hoe de huidige Vlaamse architectuur in de breedte de voortzetting is van de bouwpraktijk en de culturele uitdrukking die het is en altijd is geweest, beïnvloed door de huidige trends en veranderingen in samenleving, economie en milieu.
Op de laatste pagina’s van het boek wordt Lucien Kroll, een van de iconen van de Vlaamse architectuur herdacht. Als een van de mede-uitvinders van de participatieve architectuur liep hij vooruit op vele aspecten van de hedendaagse architectuurpraktijk en het hedendaagse denken. Helaas werd zijn verhaal niet meer dan een bijzaak. Dat is jammer, zijn leven en werk hadden een startpunt kunnen zijn voor het boek. Architectuurboek Vlaanderen No. 16 dat vast al in de maak is biedt de kans om dit anders te doen. Door verhaallijnen van vooruitstrevende denkers als Kroll te koppelen met gebouwen die deze verhaallijnen agenderen en interpreteren ontstaat de mogelijkheid om echte allianties te vinden. Dit zijn dan allianties met de complexiteit van de gebouwde realiteit in plaats van de moeilijke en soms vergezochte verbindingen zoals nu zijn gemaakt in dit Architectuurboek Vlaanderen 2022 Allianties met de werkelijkheid, een publicatie die ondanks alles wel de moeite waard is om te lezen.