Met als titel Healing Sites vroeg de jury van de Prix de Rome architectuur 2022 om een reflectie op niets minder dan de rol en medeplichtigheid van de architectuur in de massale vernietiging van ecosystemen als gevolg van kapitalisme, kolonialisme en imperialisme. De finalisten Arna Mačkić, Dividual (Andrea Bit en Maciej Wieczorkowski) , Lesia Topolnyk en Studio KIWI (Kim Kool en Willemijn van Manen) breken alle vier eerst veel af, waarna ze letterlijk op de resten van het verleden hun projecten opbouwen.
De Nederlandse Prix de Rome prijsvraag voor jong talent is een eerbiedwaardig instituut dat teruggaat tot de Napoleontische tijd, om precies te zijn het jaar 1807. Met een wisselende aandacht voor diverse disciplines en ondanks de soms grote gaten tussen de verschillende edities vormt de Prix de Rome een uniek register van de ontwikkelingen in de architectuur en beeldende kunsten in ons land. In de twintigste eeuw betekende het winnen ervan de start van een bijzondere carrière voor onder meer Cor van Eesteren, Piet Blom, Carel Weeber, Adriaan Geuze en Ronald Rietveld – op zich een bekend verhaal. Opvallend genoeg zijn nu in de eenentwintigste eeuw de laatste drie afleveringen van de architectuureditie van de Prix de Rome gewonnen door vrouwen. De eerste vrouwelijke architect die de prijs won was Donna van Milligen Bielke in 2014. Na haar kwam Alessandra Covini en nu voor de laatste editie van 2022 Lesia Topolnyk. Bovendien waren deze keer drie van de vier finalisten vrouw.
Dat is zonder meer uniek te noemen. De eerste vrouwelijke winnaar van de Prix de Rome ever was de beeldhouwster Julie Mijnssen, in 1899, nog steeds een kleine eeuw ná de start van de prijs, maar wel ruim een eeuw voordat een vrouw uit de architectuur met de hoofdprijs ervandoor ging. De deur van het mannenbolwerk dat architectuur toch nog altijd is, gaat langzaam maar zeker dan eindelijk open.
Voor deze editie formuleerde de jury een uiterst ambitieuze opgave, waarmee zij de architectuur vol in de schijnwerpers van grote brandende maatschappelijke kwesties plaatste. Met als titel Healing Sites vroeg zij om een reflectie op niets minder dan de rol en medeplichtigheid van de architectuur in de massale vernietiging van ecosystemen als gevolg van kapitalisme, kolonialisme en imperialisme. Bijzonder grote woorden die maar weinig ruimte voor nuance laten. Voor het overige waren de kandidaten geheel vrij, ook in de keuze van een mogelijke locatie. Hen werd gevraagd de ‘status quo van onze hedendaagse conditie’ ter discussie te stellen en tegelijkertijd op zoek te gaan naar ‘nieuwe methodes, waarden en ontwerpuitingen’ voorbij de destructieve praktijk uit het verleden. De jury was op zoek naar een nieuw soort degré zéro voor de architectuur. Uit 53 anonieme inzendingen werden vier genomineerden toegelaten tot de eindronde.
Deze finalisten beantwoorden de opgave door grote kwesties aan te snijden, kwesties die niet altijd direct ingaan op de ecologische crisis, maar die in de ogen van de deelnemers wèl om een vorm van genezing vragen: het Joegoslavië-tribunaal door Arna Mačkić, de toeslagenaffaire door studio KIWI, dwangarbeid in opvoedkampen door Dividual, en de aanslag op vlucht MH17. De laatste werd voorgesteld door de Oekraïense Lesia Topolnyk die met haar poëtische project ‘No Innocent Landscape’ uiteindelijk tot winnaar werd uitgeroepen. Opvallend genoeg breken alle vier eerst veel af, waarna ze letterlijk op de resten van het verleden hun projecten opbouwen, maar Topolnyk is hierin het meest radicaal. Zij trad volgens de jury meer dan de anderen buiten de gebaande paden van de architectuur, accepteerde paradoxalerwijs dat ‘architectuur niet alles kan oplossen’, en toonde aan dat er nog geen architectonische taal voorhanden was waarmee zomaar een antwoord kan worden geformuleerd op de vragen van de jury. De jury lijkt zo zelf en passant aan te geven dat zij met de maatschappelijk beladen en erg algemeen geformuleerde opgave de grenzen van de discipline had opgezocht.
Behalve door de opgave valt deze editie van de Prix de Rome ook op door de keuze voor een nieuwe presentatievorm, namelijk die van de tentoonstelling. In plaats van een conventionele presentatieset met tekeningen en een maquette in te leveren, is de kandidaten gevraagd om een tentoonstellingskamer in te richten in Het Nieuwe Instituut. Het interessante van deze aanpak is dat elke kamer zo direct de houding van de verschillende finalisten communiceert. De kamers zijn te betreden via een donkere met zwart doek beklede tussenruimte, ontworpen door Zico Lopes van het bureau Spatial Codes. Deze nieuwe manier van presenteren is volgens mij ook een van de redenen waarom Topolnyk is bekroond. Meer dan de anderen maakte zij gebruik van de mogelijkheden van het tentoonstellingsmedium door een installatie te creëren waarin de bezoeker wordt ondergedompeld in een totaalervaring, terwijl de andere kandidaten meer klassieke, wat afstandelijke presentaties realiseerden.
Bij Arna Mačkić word je ontvangen door een video met een uitvoerige lezing van haarzelf, haar silhouet geprojecteerd over indringende beelden van diverse traumatische sites, zoals de vernietigde en weer herstelde brug van Mostar in Bosnië-Herzegovina. Pas daarachter wordt het project zelf gepresenteerd, een nieuw instituut gebouwd op de resten van het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag: een Openbaar Centrum voor Architectonische Rampen en Collectieve Genezing met ruimtes voor onderzoek, dialoog en uitwisseling. Het project is in mijn ogen vooral een didactische ambitie. Mačkić wil het publiek meenemen in een collectief leerproces, dat tevens kritisch is op de bestaande institutionele praktijken, op dat van het Joegoslavië-tribunaal dat Mačkić letterlijk afbreekt, maar ook de bestaande architectuurinstellingen.
Het duo Dividual gevormd door Andrea Bit en Maciej Wieczorkowski brengt de meest conventionele presentatie met maquettes en renderings. Zij kozen als locatie de voormalige Kolonie van Weldadigheid in Veenhuizen, tegenwoordig een Unesco werelderfgoed monument. Met hun project vragen de ontwerpers aandacht voor de normatieve, disciplinerende biopolitiek van de verzorgingsstaat en willen die herzien. Middels automatisering voeren zij de efficiëntie en productiviteit zo ver door, dat de bewoners van de nieuwe nederzetting worden bevrijd van de noodzaak tot werken in tegenstelling tot de historische situatie van Veenhuizen waar de bewoners tot arbeid werden gedwongen ter disciplinering en verheffing.
Volgens Dividual ontstaat er door de volledige automatisering ruimte voor een nieuwe balans tussen landschap, cultuur en natuur, en nieuwe collectieve manieren van samenleven. De echo van Nieuw Babylon klinkt hierin door, gemengd met een eigentijdse heropleving van het idee van de commons. De architectuur zelf wordt niet bevrijd, maar is dienend en rationalistisch. Het project van de verlichting – dat vaak wordt verweten aan de basis te staan van de huidige sociale en ecologische malaise – wordt niet verlaten maar à la Habermas als onvoltooid beschouwd en nog altijd waardevol.
Studio KIWI bestaat uit Kim Kool en Willemijn van Manen en richt zijn pijlen op het bureaucratisch apparaat van de overheid, met name de belastingdienst naar aanleiding van het toeslagenschandaal. Deze affaire staat volgens KIWI voor een veel groter probleem namelijk de geschonden vertrouwensrelatie tussen burgers en overheid. Het leidt tot een interessante analyse van de architectonische kwaliteit van recent gebouwde overheidsinstellingen, specifiek de belastingkantoren. De conclusie is tamelijk pijnlijk, de vertroebelde relatie tussen overheid en burger laat zich ook aflezen in de gebouwen: terwijl voorheen de staat zich ondubbelzinnig aan haar burgers toonde via autoritaire of democratische architectuur doet zij dat nu met een gezichtsloos en ondoorzichtig conglomeraat van anonieme kantoren. Hopelijk leest de Rijksbouwmeester mee!
Voor KIWI is het de start voor een schier eindeloze reeks van lokale interventies gericht op herstel van vertrouwen en verbinding. De interventies worden als een matrix van mogelijkheden gepresenteerd met diagrammen, analyses en maquettes. Ze zijn altijd metaforisch en beeldend als een nieuwe architecture parlante: zo wordt bijvoorbeeld een kantoor afgebroken om van de restanten een doolhof te vormen bestaande uit Box 1, 2, en 3. Soms zijn de voorstellen ook heel concreet door de kantoren te combineren met woningen om zo letterlijk overheid en burgers samen te brengen.
De winnaar bleek echter diegene die met het meest persoonlijke verhaal kwam, Lesia Topolnyk. Met haar persoonlijke verhaal als Oekraïense en de huidige oorlog daar, was haar project ‘No Innocent Landscape’ de gedoodverfde winnaar, maar wat mij betreft ook de terecht uitverkorene. Topolnyks tentoonstellingspresentatie is een verduisterde kamer waarin manshoge zwarte maquettes en sculpturen van licht en metaal een klein labyrint vormen waar je je als bezoeker voorzichtig, haast tastend doorheen moet bewegen. Er zijn films en soundscapes, op de wanden zijn schetsen en tekeningen van onderdelen geplakt, met commentaar en teksten die slechts deels verschillende verhalen vertellen over het landschap waar het vliegtuig van de beruchte MH17-vlucht neerstortte. Het is een presentatie die een beroep doet op alle zintuigen, die je verwondert en tegelijk meeneemt in Topolnyks verhaal over de verweving van de verschillende gebeurtenissen in de Donetsk regio, waaronder de schrijnende geopolitieke realiteit en de voortdurende beschadiging van het landschap door de lokale mijnbouw van grondstoffen voor de globale economie.
Hoewel zowel Topolnyk als de jury meldden dat zij zich met haar beeldende presentatie zich eerder buiten de grenzen van de architectuur beweegt om juist zo tot een krachtig statement te komen, valt ook op dat Topolnyk juist aansluiting vindt bij een klassieke functie van de architectuur, namelijk die van de zeggingskracht van het monumentale. Architectuur niet als rationaliteit maar als emotie, precies zoals Adolf Loos eerder formuleerde. Zijn tekst is te mooi om hier niet aan te halen. Hij schrijft, en ik parafraseer: Als wij ergens in de bossen een opgetaste aarden heuvel tegenkomen, ongeveer een mensenlichaam groot, dan komt als vanzelf een sombere stemming over ons heen, en iets in ons zegt dan ‘hier is iemand begraven’. Dát is volgens Loos architectuur, en alleen hier, bij het graf en het monument, kan architectuur ook kunst worden. Als architectuur geen genezing kan bieden aan het trauma van deze tijd, dan kan zij wel troost bieden.