Parkstad Limburg heeft in de decennia na de mijnsluitingen in de jaren 60 en 70 moeilijke tijden gehad. De voorzichtige opwaartse trend die Parkstad sinds dit millennium meemaakt is in oktober 2013 met het organiseren van een Internationale Bau Ausstellung (IBA) kracht bijgezet. Tien jaar, vijftig projecten en 46 miljoen euro later kan een eerste voorzichtige balans worden opgemaakt. Lokaal ervaringsdeskundige Stijn Wenders en IBA-grootverbruiker Vincent Kompier bezochten samen Parkstad.
Identiteitsgebrek
“Het is hier niks, en het wordt niks.” Volgens Maurice Hermans, auteur van Patchwork IBA Parkstad, is dat hoe Heerlenaren decennialang naar hun stad keken. Met deze woorden trapte hij 1 september het slotsymposium van IBA Parkstad af. Die dag werd tien jaar aan projecten in de voormalige mijnstreek geëvalueerd. Voor mij (Stijn) was Heerlen vooral de stad waar je vanuit de regio ging winkelen en naar de film kon, en waar ik naar de middelbare school ging. Buiten dat winkelcentrum met die bioscoop bestond Heerlen uit eindeloze ontsluitingswegen tussen bloemkoolwijken, woonboulevards en bedrijventerreinen. Mij werd nooit helder waar Heerlen precies eindigde en waar Hoensbroek, Brunssum of Landgraaf begon. Als ik aan niet-Limburgers vertelde waar ik vandaan kwam, had ik het over Maastricht, het drielandenpunt en het Heuvelland. Nooit over Heerlen. Of Heerlen wel of niet iets was – en wat dan precies – heb ik me nooit bewust afgevraagd.
Dit gebrek aan een duidelijke identiteit is karakteristiek voor deze regio. Hoewel er al sinds de Romeinse tijd een nederzetting ligt (Coriovallum) begint de verstedelijking pas echt wanneer de industrialisatie in de laat negentiende eeuw in Nederland voet aan de grond krijgt en de staat besluit om in Zuid-Limburg steenkool te gaan delven. De lokale katholieke gezagsdragers zien de kansen en voorspoed die deze industrialisatie en verstedelijking met zich meebrengen, maar ook de bedreigingen van het socialisme en de stedelijke cultuur. Om dit conflict te mitigeren wordt de verstedelijking in de regio ontplooid langs de principes van de tuinstad. Doel is de dorpse mentaliteit behouden en totstandkoming van een industriële metropool bewust te voorkomen. In Heerlen komt het conflict tussen stad en land duidelijk tot uiting: om het compacte stadscentrum ontwikkelt zich een onsamenhangend landschap van tuinsteden en later naoorlogse wijken. Tegelijkertijd trekt de economische dynamiek van de mijnen veel arbeiders van buiten de regio – tot aan Polen toe – en ontstaat er in het compacte stadje toch een metropolitaanse dynamiek. De stad was rijk, er kwamen winkelboulevards, een theater en warenhuizen. De contrasten tussen de bruisende stedelijkheid en de katholieke mentaliteit achter de voordeur zijn groot, maar gaan wonderwel samen.
Verval en herwaardering
Eind jaren 60 nam als gevolg van de ontzuiling de invloed van de katholieken op het directe dagelijkse leven gestaag af. Met de plotse sluiting van de mijnen in die tijd worden de maatschappelijke en economische pijlers onder de regio weggeslagen. De sluiting zorgde voor een regionaal trauma dat zo snel mogelijk vergeten moest worden, de regio mocht immers niet stil blijven staan. De herontwikkeling die hierop volgt kampte met een gebrek aan regie. Organisaties als het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds werden in Heerlen gevestigd om de regio aantrekkelijk te houden voor de hoger opgeleide werknemer. Subsidies voor kleinere bedrijfjes moesten de werkgelegenheid voor oud-mijnwerkers op peil houden, maar veel van deze bedrijvigheid redt het niet wanneer deze subsidies in de jaren 70 worden afgebouwd. Het industriële erfgoed verdwijnt uit het straatbeeld en maakt plaats voor matige woonwijken en anonieme bedrijventerreinen, waarmee het gebrek aan ruimtelijke samenhang en identiteit toenemen. Dat gaat in Heerlen gepaard met groei van grotestadsproblematiek: verslaving, prostitutie en werkloosheid. Veel Amerikaanse militairen die na terugkomst uit Vietnam verslaafd bleken aan heroïne konden in eigen land niet terug in dienst. Zij werden gestationeerd op de nieuwe NAVO-basis bij Brunssum. Hiermee doet de drugsproblematiek die Heerlen en regio decennia karakteriseerde haar intrede. Jongeren trekken weg uit de regio en de Oostelijke Mijnstreek krijgt te maken demografische krimp. Het verval van Heerlen drijft de bestaande contrasten in de stad tot uitersten.
Om het tij te keren en het imago op te poetsen wordt rond de millenniumwisseling gestart met Operatie Hartslag, een omvangrijk programma dat strenge handhaving combineert met rehabilitatie om de drugsproblematiek in de stad aan te pakken. De naam Oostelijke Mijnstreek wordt ingeruild voor Parkstad en de Stadsschouwburg en het Schunck Glaspaleis, beide van de hand van architect Frits Peutz, worden gerenoveerd. Het wegpoetsen van in onbruik geraakte structuren maakt langzaam maar zeker plaats voor een herwaardering van het recente verleden. Maar met verhalen over het verleden alleen kan een stedelijke cultuur niet opbloeien, zeker niet in een krimpregio: daar zijn nieuwe impulsen voor nodig. Op de rug van deze voorzichtige positieve wind ontstond het idee voor een IBA in Parkstad.
IBA
IBA staat voor Internationale Bau Ausstellung, ofwel internationale bouwtentoonstelling. Het tentoongestelde is bij een IBA zowel tijdelijk als permanent. Een IBA behandelt een actueel thema, dat uitgebreid wordt toegelicht en gedocumenteerd in tentoonstellingen, projecten, catalogi en films. Sociaal-maatschappelijke veranderingen met een ruimtelijke impact zoals krimp, omgang met erfgoed en achterstandswijken vormen aanleidingen om een IBA te starten. Wat een IBA bijzonder maakt ten opzichte van een gemiddelde architectuurtentoonstelling is de duur en het resultaat. Een IBA beslaat meerdere jaren en leidt bijna altijd tot gebouwd resultaat.
Als oervader wordt de Interbau-tentoonstelling gezien, die in 1957 in het destijds nog ongedeelde Berlijn plaatsvond. Hier is de West-Berlijnse wijk Hansaviertel gebouwd als internationale uitstalkast van moderne architectuur met gebouwen van 48 architecten van naam, van Alvar Aalto, Le Corbusier, Walter Gropius, Hans Scharoun, Max Taut, Oscar Niemeyer tot onze eigen Jo van den Broek. Zij lieten zien hoe de moderne stad er uit zou kunnen zien. Het was een reactie op hoe in Oost-Berlijn werd getracht een nieuwe stad te bouwen met de op classicistische architectuur geïnspireerde Karl-Marxallee als schijnend voorbeeld. Vrij van politieke motieven is een IBA dus niet.
In 1979 werd in het gedeelde Berlijn onder leiding van architect Josef Paul Kleihues een tweede IBA gestart. Kritische reconstructie en behoedzame stadsvernieuwing waren de uitgangspunten om het kapotte Berlijn middels innovatieve architectuur- en stedenbouwoplossingen weer te helen. Na deze IBA hebben vooral in Duitsland meerdere IBA’s plaatsgevonden, zoals de IBA in deelstaat Saksen-Anhalt van 2003 tot 2010, waarbij krimp het leidende thema was. Hier is destijds samenwerking gezocht met de Bauhausopleiding in Dessau. Dichter bij Nederland is vooral IBA-Emscherpark bekend (1989-1999), waar de voormalige zware industrieterreinen in het Ruhrgebied zijn geherstructureerd tot een landschapspark, vol met beleefbare elementen als het Zollverein. Anno 2022 worden IBA’s gehouden in Heidelberg, Thüringen, Wenen, Stuttgart en Parkstad.
Maar waarom zou je als stad of regio een IBA willen houden? Met de net gesloten Floriade in Almere in het achterhoofd en de daarbij achtergelaten financiële perikelen zal het enthousiasme voor een dergelijk project bij gemeenten niet direct groot zijn. Toch heeft een IBA bijzondere kenmerken die de organisatie daarvan de moeite waard maken, zoals het meerjarige karakter. Langer de tijd nemen dwingt tot dieper nadenken. Dat vraagt meer van partijen dan het lui bezigen van termen als ‘innovatief’ of ‘vernieuwend’. Een tweede punt is dat een IBA vanwege het langdurige, onderzoekende en experimentele karakter in staat is om bestaande (lees: vastgeroeste) methodes en gebruiken al vragende aan de orde te stellen. Het moet erkend worden: lang niet iedere IBA zet de wereld op zijn kop. IBA-Emscherpark is een van de uitzonderingen waar landschapsarchitectuur en architectuur als middel zijn ingezet om de regionale identiteit vast te stellen en te versterken. Dat was zonder IBA zeker niet gelukt.
IBA Parkstad
Tussen IBA-Emscherpark en IBA Parkstad is geen groter contrast denkbaar. Het verschil in culturele en architectonische waardering tussen Duitsland en Nederland is evident. De ‘oud = fout’ en ‘nieuw = hip en goed’-wind die in Nederland altijd sterker waait dan in Duitsland, heeft IBA Parkstad parten gespeeld. De vele industriële relicten zoals die van IBA-Emscherpark waren er niet meer bij IBA Parkstad. Dat maakt de zichtbaarheid, effectiviteit en zo u wilt aaibaarheid van projecten bij IBA Parkstad een stuk minder sensationeel dan bij IBA-Emscherpark.
In Parkstad wordt Jo Coenen, oud-Rijksbouwmeester en geboren Heerlenaar, in 2013 aangetrokken als directeur. Met de parkstadgemeenten Beekdaelen, Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Simpelveld en Voerendaal en provincie als aandeelhouders en onder begeleiding van de Expertenrat schreef IBA een open oproep voor vernieuwende projecten uit. Dit leidde tot een selectie van vijftig projecten in de regio: de IBA50. De geselecteerde indieners kregen toegang tot de ruim 46 miljoen euro die de aandeelhouders van IBA Parkstad samen hebben ingelegd om projecten te veredelen. Naast architectonische projecten bevinden zich onder de IBA50 veel landschapstransformaties, verduurzamingen en culturele activiteiten.
De projecten vallen binnen de door IBA Parkstad ontwikkelde visie om Parkstad te beschouwen als ‘Regiopolis’: een geheel eigen variant op de metropoolregio’s zoals bekend van Groot-Amsterdam. Deze Regiopolis heeft een meer perifere ligging, minder stedelijke morfologie en duidelijk aanwezige landschappelijke kwaliteiten. IBA Parkstad borgtde het regionale belang en kon daardoor voor doorzettingskracht zorgen waar losse gemeenten gauw zouden verzanden in het verdedigen van de eigen belangen. In die zin kan de aanpak Parkstad als inspiratie dienen voor andere agglomeraties in het land.
Projectenvariatie
De zoektocht naar identiteit en betekenis in en voor de eigen regio komt in de selectie van de IBA50-projecten duidelijk naar voren. Zo maakt Heerlen door middel van ingrepen in de openbare ruimte het Romeinse verleden van Coriovallum opnieuw zichtbaar in het Romeins Kwartier, rondom de plek waar ooit de via Belgica kruiste met de via Traiana. De oude centrale bibliotheek aan dit kruispunt, een vroeg ontwerp van Jo Coenen, is herbestemd als archeologisch centrum De Vondst en de historische via Belgica wordt opnieuw zichtbaar gemaakt in het straatbeeld. Het oude stadhuis van Peutz is recent uitgebreid met een nieuw stadskantoor van Mecanoo, opgetrokken in traditionele wit gekeimde gevelbaksteen. Het tegenovergelegen Thermenmuseum wordt de eyecatcher van het gebied. Waar de restanten van het twee millennia oude badhuis nu nog overkapt worden door een ‘Oost-Europese zwembadhal’, ironisch genoeg ook van het bureau van Peutz, verrijst binnenkort een nieuw complex getekend door Kraaijvanger Architects.
Het contrast tussen stad en land blijkt uit de projectenselectie. Heerlen heeft het afgelopen decennium flink geïnvesteerd in initiatieven rondom urban culture. Het jaarlijkse internationale breakdance event Notorious IBE heeft sinds 2008 Rotterdam verruild voor de voormalige rauwe mijnstad. Gevels en viaducten in de regio worden gesierd door zo veel straatkunst van internationale namen dat Heerlen de titel ‘street art-hoofdstad van Nederland’ draagt. Met hulp van IBA en in samenwerking met bewoners is het beruchte wooncomplex Aurora, net achter het station, door het Spaanse kunstenaarscollectief Boa Mistura verfraaid met de grootste mural van Europa. De uitbreiding van poppodium De Nieuwe Nor gaat samen met de herinrichting van een vijftal dichtbijgelegen pleintjes tot ‘Muziekboulevard’, om culturele evenementen tot in de haarvaten van de stad te laten stromen.
In het landelijke gebied rond de gemeenten Voerendaal en Simpelveld waar Parkstad overgaat in het glooiende heuvelland staat juist een bourgondische identiteit met een industrieel randje centraal. Op dit hoogste plateau van Nederland moeten de doorontwikkeling van het wijngoed Fromberg, het ontwikkelen van een bezoekerscentrum bij de Kunradersteengroeve en projecten rond duurzame agrarische hervorming zorgen voor een versterking van de landschappelijke kwaliteiten van het ‘Oerland van Kalk’. In Hoensbroek wordt een reeks in onbruik geraakte zilverzandgroeves getransformeerd tot natuur- en recreatiegebied waarlangs ook de Leisure Lane loopt, de fietsroute dwars door de regio die de verschillende kernen met elkaar moet gaan verbinden.
Andere projecten worden actiever gekoppeld aan economische of culturele functies voor de regio. Een voorbeeld is de voor bezoekers opengestelde ruïne van Slot Schaesberg. Deze wordt de komende decennia herbouwd tot opleidingsplek en testlab voor oude en nieuwe ambachten. Langs de N281 is een van de betonnen kantoorkolossen van het ABP door Diederendirrix herontwikkeld tot een uitnodigend verzamelgebouw voor de creatieve industrie, de Brightlands Smart Services Campus. Voortbouwend op de bestaande contrasten zetten verschillende nieuwe identiteiten zo de toon door de verzameling van vijftig IBA-projecten.
IBA-effect?
Bij veel projecten wordt expliciet gesproken in de toekomstige tijd. Hoewel de wollige beleidstaal over inspiratiesessies, belevingsprojecten en ketensamenwerking kleine succesjes uitvergroot, zijn veel IBA-projecten nog in de uitvoeringsfase, of moeten ze daar zelfs nog aan beginnen. Ook met een IBA blijft de realisatie van ambitieuze projecten in een krimpregio een tocht stroomopwaarts. Tegelijkertijd klinkt er kritiek. Wat hebben bewoners van een achterstandswijk in een krimpregio aan die prestigeprojecten? Wat is het nut van mooie pleinen wanneer de winkelstraten kampen met leegstand? Hoewel IBA op inspirerende wijze economische kansen zaait in het vergeten erfgoed van de regio, moeten deze initiatieven zich nog wel bewijzen. Niet voor niets stelt de toezichthoudende Expertenrat dat het succes van IBA Parkstad pas over een aantal jaar gemeten kan worden.
De IBA-organisatie blijft bestaan tot de uitvoering van het laatste project afgesloten kan worden. Voor de periode daarna is er een Future Deal in de maak die de door IBA Parkstad geleerde lessen door moet zetten. Met de huidige economische vooruitzichten zal het voor IBA spannend worden om in haar epiloog niet alsnog te struikelen. Het is immers de vraag in hoeverre de recente heropleving van de regio kan worden toegeschreven aan de parallel lopende economische conjunctuur. De projecten van IBA Parkstad tonen echter een regio die voor het eerst sinds de mijnsluiting écht bezig is met het optuigen van een positieve nieuwe identiteit. IBA heeft van Parkstad niet plotsklaps een succesregio gemaakt. De regio kwam uit een diep dal en veel IBA-projecten zijn eerder een broodnodige inhaalslag dan een grote sprong voorwaarts. IBA Parkstad heeft een hernieuwde basis gelegd waarmee Heerlen en omstreken weerbaar de toekomst tegemoet kunnen treden na decennia van tegenslagen. De manier waarop de regio daar de komende jaren invulling aan gaat geven, zal het succes van IBA Parkstad uitwijzen. Het is hier wel wat, en wie weet wat het ooit nog gaat worden.