Recensie

Het KMSKA van KAAN: ingetogen vindingrijkheid, twintig jaar later

KAAN Architecten won in 2003 de Open Oproep voor de Volledige studieopdracht voor het masterplan voor het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten (KMSKA) te Antwerpen. Een half jaar geleden werd het vernieuwde museum heropend. De Vlaamse recensies waren niet mals. Onterecht volgens, Paul van den Bergh. Het twintig jaar oude en vooruitstrevende ontwerp wordt bekeken door de bril van de huidige Vlaamse architectuurcultuur.

Voorgevel KMSKA / foto auteur

Voorgevel KMSKA / foto auteur

Het Antwerpse KMSKA is na elf jaar gesloten te zijn geweest, weer open voor publiek. Elf jaar lijkt lang, maar het vernieuwingsproces begon al twintig jaar geleden toen KAAN Architecten in 2003 de door toenmalig Vlaams Bouwmeester bOb van Reeth uitgeschreven Open Oproep won. De opgave was om het bestaande museumgebouw te restaureren, aan te passen en te verbouwen tot een hedendaags museum én uit te breiden met 4.100 vierkante meter. Internationaal zijn er vooral positieve kritieken verschenen over het gebouw, maar twee Vlaamse architectuurcritici van standing lijken het gebouw niet te smaken. Ieder zijn opinie, maar in hun kritieken ontsnapt een cruciaal element aan hun aandacht: tijd.

In de twintig jaar dat het project heeft geduurd is er namelijk nogal wat veranderd in architecten- en monumentenland. Enerzijds lijkt de Vlaamse architectuur de Nederlandse te zijn voorbijgestreefd – zij het dat grote internationale projecten nog wel wat uitblijven – en anderzijds is de omgang met bestaande gebouwen en historisch erfgoed enorm veranderd. Iedereen herinnert zich nog wel de welstandscommissie die minimaal een obligate glazen spleet tussen nieuw en oud wilde, zelfs bij de meest banale uitbouw van een twee-onder-een kapper.

Wie de Nederlandse jaarboeken architectuur van 2001-2003 doorbladert – KAAN is tenslotte een Nederlands bureau – om te her beleven hoe toen met erfgoed, bestaande gebouwen en musea werd omgegaan, merkt dat het verschil in attitude met de huidige tijd bijna niet groter kan. Centraal thema toen: schreeuwende contrasten. Ik breng een aantal toen opgeleverde projecten in herinnering: de Brug van JHK in Rotterdam (2001-2008), een zwevend volume boven de bestaande bebouwing; Poppodium Mezz in Breda van Erick van Egeraat (1996-2002), een koperen pindavormige uitbreiding aan een voormalig officiersmess; de uitbreiding van het Eindhovense Stedelijk Van Abbemuseum van Abel Cahen (1997-2002), een zwaar klontvormige aanbouw met hier en daar een kekke verdraaiing, en niet te vergeten de uitbreiding van het museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam door het Vlaamse bureau Robbrecht en Daem (1997-2003), een contextloze grijze muis die met een glazen brug en stalen hekwerk is verbonden met het hoofdgebouw. Ook wat er in die tijd nog in de ontwerpfase zat schreeuwt contrast, denk bijvoorbeeld aan de witte badkuip van het Stedelijk Museum Amsterdam van Benthem Crouwel (ontwerp 2004) en de uitbreiding van Museum M in Leuven van Beel (ontwerp 2004) met groots overkragende travertijnen volumes. Nieuwbouw werd met grove gebaren aan het bestaande toegevoegd, waarbij nieuw oud overschreeuwt in de hoop dat dit beeldmerk de nieuwe identiteit voor de toekomst wordt.

Bestaand en nieuw / beeld KAAN

Ruimtelijk concept KMSKA / beeld KAAN

In vergelijking met deze attitudes was de inzending van KAAN bescheiden, innovatief en – in retrospectief – vooruitstrevend. KAAN voelde duidelijk niet de behoefte om zichzelf naar de buitenwereld te profileren met een schreeuwende aanbouw. Juist niet, een achteloze voorbijganger zou het verschil voor en na waarschijnlijk niet eens opmerken. Het bureau speelde in op de gentrificatie die op gang kwam op ‘Het Zuid’ in Antwerpen, met bijbehorende vastgoedontwikkelingen, sloop- en nieuwbouw. De weerzinwekkende nieuwbouw op de kavel van het in de jaren zeventig gesloopte Hippodrome tegenover het KMSKA was een veeg teken aan de gentrificatiewand. In de omgeving van het museum zijn sinds de jaren negentig enkele meer en minder geslaagde invullingen verschenen, met als grootste waarschuwing van hoe het fout kan gaan: het Justitiepaleis van Richard Rogers, ontworpen in 1998, opgeleverd in 2005. KAAN stelde daarom dat het KMSKA bij opschoning en volledig behoud juist aan belang zou winnen. Het KMSKA, geopend in 1890, behoort tot een van de eerste gebouwen ter wereld die specifiek ontworpen zijn als museum. KAAN oordeelde daarom dat het gebouw zelf onderdeel is van de collectie en wilde zowel interieur als exterieur terugbrengen naar het oorspronkelijke idee en ontwerp, ondanks de vraag voor een extra oppervlakte. Met andere woorden, geen schreeuwerige modernistische nieuwe toevoegingen aan of naast het gebouw.

De vier andere inzendingen. v.l.n.r. 51N4E, Jeanne Dekkers, DMT, TOP OFFICE

De vier andere inzendingen, v.l.n.r. 51N4E, Jeanne Dekkers, DMT, TOP OFFICE

Van buiten onzichtbaar blijven was destijds geen courante ontwerphouding, zoals ook te zien is aan de andere vier ontwerpvoorstellen van de Open Oproep die wel uitgesproken aanpassingen en toevoegingen voorstelden. Het Belgische DMT Architecten presenteerde een keuzemenu aan ingrepen in combinatie met een nieuw losstaand volume en ondergrondse verbinding, zonder duidelijke architecturale of scenografische onderlegger. De Nederlandse architect Jeanne Dekkers stelde een glazen dakverdieping á-la British Museum Londen voor, maar dan als bekroning van het bestaande gebouw, duidelijk zichtbaar vanaf de straat. Het toen piepjonge 51N4E vond de extra meters in een put in het maaiveld schuin voor het museum. De voorgestelde ontwerpingrepen in het bestaande gebouw zouden “waar mogelijk in dezelfde stijl” worden uitgevoerd. Tot slot TOP OFFICE, zij stelde zichzelf direct buiten spel door het gebouw vrijwel volledig onder een glazen stolp te zetten. De gevraagde extra meters vond TOP OFFICE in een uitbreiding naast het museum. “Referentiebeelden werden niet bijgevoegd, omdat iets nieuw wordt nagestreefd”.

KAAN wist het volledige nieuwe programma bijna onzichtbaar en onafhankelijk van het bestaande gebouw in de zes patio’s van het museum te ontwerpen. Het juryrapport prijst het voorstel voor de ingreep om niet één maar twéé musea binnen dezelfde onveranderde gebouwenveloppe te realiseren, een historisch daglicht museum voor de oude meesters, een nieuwe museum voor de moderne kunst. “Dit bereikt men door een ingenieuze ontsluiting waarbij de nieuwe, verticaal geschikte museumzalen in de vroegere patio’s toegankelijk gemaakt worden door ze te verbinden en te ontsluiten, en via een ontdubbelde circulatie door gangen weggewerkt achter valse wanden.” Opeens heb je als museum de beschikking over niet één, maar twee musea, die zo verschillend van elkaar zijn dat je ruimte hebt om te experimenteren en die mogelijkheden bieden voor verschillende routes en verhalen. Het is een knap gelegde driedimensionale puzzel, onopvallend voor de gewone kunstliefhebber, maar een feest om als architect te doorgronden en ervaren. Het team van de Vlaams Bouwmeester schrijft in de laureaat omschrijving dat het concept van de inbreiding “bijna zonder afwijkingen is gerealiseerd”. Ook dat is prijzenswaardig, want laten we eerlijk zijn, bij de meeste opdrachten die architecten via een prijsvraag zonder consultatie met de potentiële opdrachtgever wint, mag je al van geluk spreken als de kern van het concept overeind blijft. Dat het ontwerp van KAAN volledig overeind is gebleven toont enerzijds dat het ontwerp breed gedragen werd bij het bestuur van het museum en bij team Vlaams Bouwmeester, en anderzijds hoe een werkelijk integraal ontwerp als geheel moet worden uitgevoerd wil het overeind blijven.

Bovenste verdieping nieuwbouw / foto auteur

Bovenste verdieping nieuwbouw / foto auteur

Eenmaal opgeleverd werd het vernieuwde KSMKA in vrijwel alle kritieken geprezen om het vakkundig gerestaureerde erfgoed en vanwege het tandem van bestaand gebouw met klassieke kunst, nieuw gebouw met moderne concept. Sofie de Caigny, historicus en directeur van het Vlaams Architectuurinstituut, was echter niet positief. In haar essay Verwikkelingen Tussen Geschiedenis en Architectuur in het Architectuurboek Vlaanderen 2022 zet ze drie recent opgeleverde en herontwikkelde Antwerpse monumenten naast elkaar. Ze spreekt haar waardering uit voor de attitude van noArchitecten, die tekende voor de uitbreiding van Het Steen in Antwerpen waarbij de aansluiting van het nieuwe op het bestaande – waarvoor wel een uitbreiding uit de jaren ’50 moest wijken – noch historiserend noch contrasterend is. De attitude van HUB voor de verbouwing en uitbreiding van het stadhuis van Antwerpen en die van KAAN van het KMSKA kan haar goedkeuring niet dragen. Beide ingrepen doen volgens haar geen uitspraak over de negentiende-eeuwse identiteit van de gebouwen. HUB had volgens De Caigny beter een conserverende dan een restaurerende rol op zich moeten nemen. De ingreep van KAAN zou geen relatie aan gaan met het bestaande gebouw, waardoor ze geen positie inneemt ten opzichte van het eigen verleden van het gebouw. Maar KAAN beschouwt het museumgebouw als onderdeel van de rijke collectie van het KMSKA, juist omdat het zo’n waardevol patrimonium is, en bracht het gebouw daarom binnen de grenzen van het mogelijke minutieus terug in de originele staat. De autonome positie van de nieuwbouw die zo min mogelijk confrontatie aangaat met de oudbouw neemt daardoor juist positie ten opzichte van het negentiende-eeuwse verleden in.
De Caigny werkt in haar essay toe naar de vraag hoe je in de toekomst verder kan bouwen op het contrasterende ontwerp van KAAN. Oftewel, hoe bemiddel je tussen twee contrasten? Ik stel voor dat we het museum even met rust laten na twintig jaar (denk)werk en elf jaar volledig gesloten te zijn geweest. Mocht er toch behoefte zijn om de contrasten te verzachten, dan lijkt mij daar alle ruimte voor. Niets is zo aanpasbaar als KAAN’s witte doos zonder constructieve elementen.

Dat de afkeur voor het ontwerp van KAAN diep zit wordt ook duidelijk in de projectenselectie van het eerder aangehaalde Architectuurboek Vlaanderen, samengesteld door het VAI met als hoofdredacteur De Caigny. Dat een project als het KMSKA ontbreekt in de selectie, en het dus aflegt tegen een postmodernistisch staalbouw koffiebranderij, een cortenstalen jeugdhuis en een wooncollectief van tien woningen, kan niet anders opgevat worden dan een statement.

Ook Marc Dubois, eminent architectuurcriticus, laat van zowel van de architectuur als de presentatie van de kunstwerken weinig heel. Aan de presentatie van de kunstwerken durf ik mij niet te wagen, dat laat liever ik aan anderen over. Dubois stelt in zijn eerste artikel over het KMSKA dat verscheen in het magazine a+, zichzelf de vraag of “(..) de keuze voor een harde confrontatie tussen oud en nieuw geen achterhaald concept [is]?” Deze vraag had beter twintig jaar geleden gesteld kunnen worden, maar net als De Caigny vergeet Dubois de tijdsgeest. Eind 2008 werd in een Open Oproep voor het Antwerpse Havenhuis nog het extreem contrasterende ontwerp van Zaha Hadid Architects als winnaar bekroond, KAAN’s ontwerp confronteert juist niet op de manier die toen gangbaar was.

Scenografie / beeld auteur

Scenografie / beeld auteur

De de door KAAN ontworpen ingrepen zijn overigens echt niet overal perfect uitgevoerd. De in andere kritieken genoemde streepgevoelige glanzende witte vloeren en de enorme borstwering rondom de patio’s zijn wellicht niet de beste keuzes. De materialisering van de nieuwbouw is soms heel goedkoop, van slechte kwaliteit en laat nu al gebruikssporen zien, met name aan de zogenaamde Stairway to Heaven. De entree van het museum zit (vooralsnog?) niet aan de oorspronkelijk hoofdentree met haar grote trappenpartij en imposante zuilen – zoals was ontworpen – maar op maaiveld links naast de hoofdingang. Onlogisch en in de architectuur onzichtbaar. Gevolg hiervan is dat bezoekers met borden en een blauwe partytent naar de entree moeten worden geleid, om daarna ontvangen te worden in een benepen ruimte die niet de grandeur uitstraalt die bij het KMSKA past.
De kritieken bleven overigens opmerkelijk stil over het losse meubilair in de nieuw- en oudbouw dat bij de scenografie behoort. De niet door KAAN ontworpen onbegrijpelijke logge grijs-groen-rode elementen, waar je soms op kan zitten en waar soms een museumstuk op staat tentoongesteld, zijn als vreemde indringers door het museum gestrooid, zonder met iets enige relatie aan te gaan. En nee, ze contrasteren ook niet genoeg om binnen het KAAN concept te vallen.

Tijdgeesten kunnen gaan schuren wanneer een gebouw twintig jaar geleden is ontworpen. Het ontwerp was zeker met betrekking tot het exterieur zijn tijd vooruit en gestoeld op de correct voorziene ontwikkeling van Antwerpen Zuid. De stedenbouwkundige analyse, het ruimtelijk concept met bijbehorende circulatie, de installatietechniek en de mogelijkheden die dit twee-in-één museum biedt, passen als een perfect gelegde ruimtelijke puzzel in elkaar. Het concept klopt van alle kanten, dat is de kracht van het ontwerp van KAAN.

Enkele gerelateerde artikelen