Recensie

Een nieuwe blik op het archief: Art Nouveau herijkt

Wat moet je met een architectuurarchief dat vol zit met stukken die voortkomen uit een repressief koloniaal regime? Met de tentoonstelling Style Congo, Heritage & Heresey in het Brusselse CIVA wordt met bestaande en nieuwe kunstwerken onderzocht hoe om te gaan met de dualiteiten en ambiguïteiten van het archief van de architectuurinstelling. Door gebruik te maken van archiefmateriaal leggen de werken relaties tussen de koloniale geschiedenis en hedendaagse thematieken.

Traumnovelle, Congolisation / CIVA 2023 / foto © Filip Dujardin

Congolisation / Traumnovelle / CIVA 2023 / foto © Filip Dujardin

Style Congo is een expliciete bevraging en adressering van de relatie tussen architectuur en het koloniale verleden van België. Een relatie die in de Belgische context zeer manifest aanwezig blijkt in de Art Nouveau waar in Brussel prominente voorbeelden van te vinden zijn. Style Congo, of Congostijl, is namelijk één van de vroege benamingen voor de architectuur die nu beter bekend staat als Art Nouveau. Daarmee is de tentoonstelling een belangrijke bijdrage aan de bredere herijking van deze en andere gevierde architectuurstromingen van de architectuurcanon.

Congolisation

Het centrale thema van de tentoonstelling wordt uiteengezet en gekaderd door de installatie Congolisation die het Brusselse architectencollectief Traumnovelle in samenwerking met CIVA heeft gemaakt. Het inhoudelijke vertrekpunt van de installatie zijn de presentaties van België en die van de kolonie Congo Vrijstaat op wereldtentoonstellingen. De eerste Belgische wereldexpo van 1885 in Antwerpen tot de laatste in 1958 in Brussel komen aan bod om de oorsprong en aanwezigheid van ‘Style Congo’ in de Belgische architectuurgeschiedenis te tonen.

De focus op het fenomeen wereldtentoonstelling bekeken door de lens van de architectuurgeschiedenis, geeft historisch perspectief en context aan de heterogene mix van bijdragen aan de tentoonstelling. Daarnaast draagt het bij aan een dieper begrip van de breedte en complexiteit van de thematiek omdat economische, politieke en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen op wereldexpo’s samenkomen. Architectuur functioneerde, en functioneert nog steeds, als de fysiek-ruimtelijke constellatie waarin die verschillende krachtenvelden tot uiting komen en de wereldtentoonstelling tot didactisch fenomeen maakt. [1] Vanaf de eerste wereldtentoonstellingen in het republikeinse Frankrijk gaven de expo’s een actueel overzicht van de status quo én de vooruitgang ten opzichte van voorgaande exposities. De tentoonstellingen bestonden uit een drieledige set van componenten: een wedstrijd, een tentoonstelling en ceremoniën. De wedstrijd toonde een representatief en actueel overzicht van de belangrijkste innovaties van fabrikanten. De tentoonstelling presenteerde de vakwereld en het lekenpubliek deze nieuwste ontwikkelingen, maar ook de nationale kracht en welvaart. Daarbij werd de juistheid van de politiek gepropageerd die het heersende regime voerde. De ceremoniën die gepaard gingen met de prijsuitreikingen dienden bij het grote publiek en de vakwereld de relevantie van industrialisatie te benadrukken waarbij met pracht en praal nieuwe ideeën, waarden en gedragsvormen werden getoond en uitgedragen. [2]

In deze context dienden koloniale reconstructies, compleet met het tragische fenomeen tableaux vivants, ofwel human zoos, dan ook als propagandashows voor de koloniaal-imperiale politiek van de moederlanden. Verhuld als sociaal-etnografische les over het dagelijks leven van deze nieuwe rijksgenoten werden ze aangewend door de kolonisatoren om de eigen koloniale politiek te propageren of om de kolonie aan te prijzen als toeristische bestemming. De informatie die getoond werd over de koloniën betrof hoofdzakelijk de economische potenties van de gebieden in de vorm van grondstoffen of als afzet- en toeristisch gebied. Dit werd afgewisseld met etnografische informatie die vooral de ‘primitiviteit’ van de koloniale volken toonde en daarmee de brute koloniale exploitatie omtoverde in een ‘nette beschavingsopdracht’. [3]

Chrystel Mukeba / CIVA 2023 / foto © Filip Dujardin

Chrystel Mukeba / CIVA 2023 / foto © Filip Dujardin

Dit is het spanningsveld dat Traumnovelle in hun werk heeft opgezocht. Daarbij is geput uit het archief van CIVA om te duiken in de koloniale representatie en exploitatie door de Belgische staat en koning Leopold II in het bijzonder, middels de ontwerpen van onder meer Victor Horta en Henry Lacoste, die gevierd zijn op de verschillende Belgische edities van de wereldtentoonstelling. De diagonale positionering en het open raamwerk van Traumnovelle’s installatie draagt bij om dwarsverbanden te leggen. Het leggen van die dwarsverbanden wordt echter bemoeilijkt door de discontinue tijdlijn en het ontbreken van bijschriften bij de tentoongestelde elementen. Enkel gewapend met een mooi vormgegeven, maar ietwat moeilijk te navigeren boekje, kan men dieper tot de materie doordringen. Desalniettemin, is het een mooie presentatie waarbij de verwevenheid van invloeden uit Congo in de materiële en architectonische expressie van de Belgische en Congolese presentatie op de wereldtentoonstellingen naar voren komt. Dit wordt door Traumnovelle nog verder uitvergroot en gevisualiseerd door opgewerkte 3D impressies van een door Victor Horta ontworpen, maar niet gerealiseerd glazen en gietijzeren Art Nouveau koloniaalpaviljoen voor de Parijse wereldtentoonstelling van 1900. In de serre-achtige constructie zouden niet enkel objecten en geroofde materialen uit Congo getoond worden, maar zelfs het landschap en klimatologische condities worden nagebootst. Het paviljoen zou na de wereldexpo verscheept worden naar Congo en dienst gaan doen als koloniaal adminstratiekantoor. Door onder andere de aanzwellende kritiek van andere mogendheden op de extreme wreedheden van Leopold II en zijn bewind besloot België zich anders te presenteren op de expo.

 Terug naar het heden

De diepgewortelde extractieve en onderwerpende mechanismen liggen heden ten dage nog steeds besloten in de architectuur; in de materialiteit en in de opdrachtgever van het gebouw. Deze verhoudingen worden subtiel op scherp gezet en naar het heden gebracht door de bijdrage van Chrystel Mukeba. Deze bestaat uit een zestal fotoportretten van uit Afrika komende Belgen in iconische Art Nouveau gebouwen, waaronder het Horta Museum (1898) en het Hotel van Eetvelde (1895). Dit laatste stadspaleis werd door Horta ontworpen voor Edmond van Eetvelde die algemeen bestuurder, een soort ‘CEO’, van de Congo Vrijstaat was en één van de belangrijkste gezagvoerders onder Leopold II. De portretten op dergelijke plekken dienen tot een herijking en toe-eigening van ruimtes die gebouwd zijn voor en middels koloniale exploitatie, en stellen daarmee de vraag aan wie dit erfgoed vandaag de dag toebehoort. Erfgoed waarin tropisch hardhout, afkomstig uit Congo, rijkelijk is toegepast.

Naast de behandeling van wereldtentoonstellingen en Brusselse Art Nouveau wordt er in de expo Style Congo een breed spectrum bestreken waarin de relatie tussen architectuur en kolonialisme wordt bevraagd en uitgedaagd. Als zodanig bieden de kunstwerken handreikingen hoe met koloniaal erfgoed om te gaan. Deze kunnen beschouwd worden langs een drietal assen gespannen tussen een aantal van de verschillende werken.

Objects that are dear to him / Paoletta Holst en Johan Lagae / CIVA 2023 / foto © Filip Dujardin

Objects that are dear to him / Paoletta Holst en Johan Lagae / CIVA 2023 / foto © Filip Dujardin

Academisch tot activistisch

In de presentatie van koloniën op wereldtentoonstellingen en daarbuiten werd veelvuldig gebruik gemaakt van kaarten, plattegronden, tekeningen, schilderijen, foto’s, tabellen en grafieken om het publiek vertrouwd te maken met de omgang en precieze locatie van het koloniale imperium, de karakteristieken van de landen en culturen, en met het nut dat zij voor het moederland (zouden kunnen) hebben. [4] Paoletta Holst en Johan Lagae tonen met hun bijdrage Objects that are dear to him een kritische close reading van dit technisch-analytische perspectief. De video-installatie is een academische blik naar de exploitatie van de kolonie aan de hand van een in 1911 gepubliceerd document van Edmond Leplae, de eerste directeur-generaal van de landbouwafdeling van het Belgische Ministerie van Koloniën. In dat document bepleitte Leplae dat het huis van de kolonisator het belangrijkste instrument voor de succesvolle exploitatie van de kolonie is. Hij gaat onder meer in op de positionering van de woning in het landschap, verwijzend naar Britse en Nederlandse koloniale voorbeelden. Met Objects that are dear to him wordt de aandacht gevestigd op de diepere, verborgen lagen van kolonisatie en het nodigt de bezoeker uit om op een andere manier te kijken naar de architectonische aanwezigheid van een extractieve praktijk.

De korte stripverhalen in The Rebellion of the Roofs van Daniela Ortiz staan het verst weg van een dergelijke observerende en interpreterende blik, alsook de behandeling van ‘Style Congo’. Het werk bestaat uit keramieken tegels waarop de actieve en rebellerende voorstelling getoond wordt van een verenigd wraaknemend ‘globale zuiden’ tegen heersende hegemonieën die tot op de dag van vandaag, zij het op andere wijze, diezelfde grondgebieden nog steeds exploiteert.

Reflectief tot speculatief

Een tweede perspectief wordt geboden door de installatie Au dedans des murs van Jean Katambayi Mukendi en het filmische sciencefictionessay Ornaments and Crimes van Pierre-Philippe ayoh Kré Duchâtelet. Katambayi Mukendi stelt met zijn werk de vraag waarom, sinds de wereldtentoonstelling van 1931 in Elizabethville, het huidige Lubumbashi, die gehouden werd in naam van de vooruitgang, nog steeds niet elk Congolees huishouden toegang heeft tot elektriciteit. Elektriciteit werd op die tentoonstelling namelijk als dé grote belofte en ‘civiliserende kracht’ gepresenteerd. Met de installatie reflecteert hij naar deze diepe teleurstelling aan de hand van een ruimtelijke muurschildering van afgedankte elektrisch gedreven voorwerpen van gloeilampen tot telefoons.

Duchâtelet speculeert aan de hand van audio en tekeningen over een futuristische dystopie en bevraagt op deze wijze de relatie tussen rechtvaardigheid, macht en koloniale geschiedenis. Met Ornaments and Crimes, vormgegeven als hoorzaal, wordt een scène uit de dystopie tot leven gebracht. De hoorzaal dient daarmee als een filmdecor met een geluidscompositie die gemaakt is op basis van opnames uit het voormalige koloniale ABC hotel. Dit twintigste-eeuwse gebouw met geprefabriceerde gietijzeren Art Nouveau elementen werd later getransformeerd tot gerechtsgebouw in het stadje Mbanza-Ngungu.

The work of the forest / Judith Barry / CIVA 2023 / foto © Filip Dujardin

The work of the forest / Judith Barry / CIVA 2023 / foto © Filip Dujardin

Verwarring en ambiguiteit

Een derde perspectief wordt geboden door Judith Barry en Peggy Buth. Met haar multimediale collage The Work of the Forest uit 1992 vestigde Barry als een van de eersten aandacht op de tegenstrijdige geschiedenissen van de relatie tussen Afrikaanse kunst, Belgisch Congo en Art Nouveau. Drie gesynchroniseerde video’s geprojecteerd op een cirkelvormige constellatie van schermen in houten Art Nouveau frames leggen verbanden tussen gelijktijdige geschiedenissen bloot. De getoonde fragmenten laten onder andere de ruïnes van een Art Nouveau huis, beelden van de kolonisatie in Afrika en het leven in Brussel tegen het einde van de negentiende eeuw zien, en de relatie tussen Congolezen, ontdekkingsreizigers als Henry Morton Stanley, kooplieden en missionarissen. Het is een indrukwekkende en overweldigende installatie waarbij je wordt meegevoerd in de kolkende golfbewegingen van de geschiedenis. Het werk geeft geen eenduidig antwoord of oordeel over de verschillende kruisverbanden tussen de beelden, maar roept door de verwarrende mix aan fragmenten een hoop vragen op over de geschiedenissen en de betekenis ervan.

In de fotoserie Desire in Representation van Peggy Buth zijn de veranderingen van de ruimtelijke inrichting en expositieopstellingen van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren vastgelegd. De serie geeft weer hoe het museum worstelt met de koloniale representatie en de vraag hoe de culturele erfenis van Belgisch Congo weer te geven. De ambiguïteit aan betekenissen stelt Buth met dit werk en de bijbehorende tweedelige publicatie aan de orde. Werken en geschiedenissen zijn namelijk niet altijd als eenduidig ‘goed’ of ‘fout’ te bestempelen en op meerdere manieren te contextualiseren en interpreteren in de confrontatie tussen het heden en het verleden.

De verschillende perspectieven en het fragmentarische karakter van Style Congo geven de tentoonstelling een rijkheid die je als bezoeker in staat stelt om verbanden te leggen tussen tijden, archiefstukken en de kunstwerken. Een singulair tentoonstellingsnarratief is daardoor niet of moeilijk op te maken. Dat is fijn, maar soms ook zoeken. Het is niet altijd even makkelijk om tot de kunstwerken en de meerlagige culturele nuances die in ze besloten liggen te doordringen. Desalniettemin is het een waardevolle en belangrijke onderzoekende poging om andere (schaduw)kanten te belichten van stukken uit het archief en daarmee episodes uit de architectuurgeschiedenis. De tentoonstelling is zo bezien eerder een begin- dan eindpunt dat met onder meer het bijbehorende activiteitenprogramma en essayreeks verder uitgediept wordt, en als zodanig een waardevolle toevoeging is aan het dekoloniale discours binnen de architectuur.

Enkele gerelateerde artikelen