Ons gebouwde verleden dat vandaag overeind staat is ons heden, en leeft nog. Deze visie van Lina Bo Bardi op ons (architecturaal) erfgoed diende voor verschillende sprekers tijdens het colloquium As Found in Hasselt als uitgangspunt voor een hernieuwde benadering van het bestaande patrimonium. Vasthouden aan het verleden is geen beperking, maar een opportuniteit voor de toekomst. Laure Denis was aanwezig op het colloquium, dat plaatsvond in een herbestemde gevangenis.
Een voormalige gevangenis lijkt op het eerste gezicht niet de eerste keuze als gastlocatie voor een tweedaagse conferentie voor de uitwisseling van kennis en progressieve ideeën. De UHasselt en het VAi kozen echter de uitgelezen locatie voor het colloquium As Found met adaptive reuse als centrale thema. De tot universiteitsgebouw getransformeerde Hasseltse gevangenis, ontworpen door noAarchitecten, toont de potentie van adaptief hergebruik (het herbestemmen van bestaande gebouwen) en de uitdagingen die hieraan verbonden zijn: hoe gaan we om met de bestaande bebouwde omgeving, de ‘gevonden architectuur’, nu onze huidige en toekomstige noden verschuiven? Hoe gaan we tijdens deze transformatie om met de betekenis en symboliek die deze gebouwen met zich meedragen?
Deze theoretische en praktische vraagstukken rond adaptief hergebruik vormden het centrale thema van het colloquium, dat lezingen, Pecha Kucha-presentaties en rondetafelgesprekken besloeg. De tweedaagse was een grote onderneming, met internationale sprekers vanuit alle hoeken van het werkveld, waarvan velen voornamelijk actief zijn in de academische wereld. Als architect die met beide benen in de praktijk staat en vooral in aanraking komt met de alledaagse rompslomp van klanten managen, bestekken maken en werven controleren, was het een verademing om terug achter de schoolbanken te kruipen. Het aanbod aan presentaties was enorm, maar de verscheidene uiteenzettingen echoën een consistente rode draad: vasthouden aan het verleden is geen beperking, maar een opportuniteit voor de toekomst.
Raison d’être
Waarom dit colloquium? Renovatie beslaat momenteel 50% van alle bouwprojecten in de EU. Vroeger werden gebouwen veelal uit pragmatisch of economisch oogpunt opgelapt of aangepast aan de benodigde functie, of werden gebouwen als materialendepot gezien waarbij funderingen, ornamenteringen en andere bouwstoffen werden hergebruikt. Doorheen de geschiedenis verlegde de focus van renovatie en hergebruik zich naar erfgoedbehoud en sloop-nieuwbouw. Bijgevolg verstrengden de randvoorwaarden waarbinnen gewerkt kon worden: niet alles kan zomaar aan een gebouw aangepast worden waar dat nodig is. Nu materialen, middelen en ruimte steeds schaarser worden, grijpen we vaker terug naar de oorspronkelijke motivatie voor renovatie en hergebruik. Bijkomende motivatie is daarnaast het verkleinen van de ecologische voetafdruk: de bouwsector is immers verantwoordelijk voor 23% van al het afval in de wereld.
Architectuur en erfgoedbehoud zijn lang twee afzonderlijke werkvelden geweest. De een hield zich bezig met het nieuwe, de ander met de instandhouding van het bestaande. De vernieuwde cultuur van hergebruik en de brede interpretatie van wat als erfgoed beschouwd mag worden, creëert de noodzaak voor een hybride tussen nieuw en behoud. Binnen deze hybride wordt volop geëxperimenteerd, dogma’s worden in twijfel getrokken, en de vraag “wat is in deze context goede architectuur?” steekt vaak de kop op. Wat zijn de reeds geleerde lessen voor de toekomst van de architectuurcultuur en -praktijk?
Collaboratief auteurschap
De voornaamste les van het colloquium is dat architecten en architectuur een radicale verandering in mindset nodig hebben. De architect is niet langer de enige auteur van een gebouw dat in zijn finale, ultieme staat wordt opgeleverd, de architect moet ook een grote rol op zich nemen als zorgdrager van het patrimonium. Architect Thordis Arrhenius vergeleek deze verschuiving in haar keynote-lezing met de metafoor van the shoemaker en the cobbler, oftewel de schoen-’maker’ en de schoen-’hersteller’. Herstellen is in zijn eigen recht een vak en een kunst. Als architect-hersteller schrijven wij slechts een hoofdstuk in het boek dat de levensloop van een gebouw vertelt. Het patrimonium is en wordt een palimpsest dat permanent in transitie is. De trots van de architect als artiest of meestervormgever dient binnen de architectuurcultuur opzij gezet te worden; de attitude van de artiest of meestervormgever te zijn is niet toekomstbestendig. Het is tekenend dat tijdens het colloquium het onderwerp esthetiek nauwelijks aan bod kwam. Aan de maatschappelijke rol van de architect werd meer gewicht gegeven dan aan zijn expressie als kunstenaar. Echter, ook schoonheid bieden is een belangrijk onderdeel van de zingeving van architectuur. Adaptief hergebruik biedt de opportuniteit onze definitie van schoonheid uit te breiden en schoonheid te vinden in leegte, in referentie, in imperfectie. Het is een positieve trend dat deze schoonheid in de laatste jaren ook meer en meer gelauwerd wordt.
Adaptive Meaning en Contentious Heritage
Veelvuldig kwam de embodied meaning van de gebouwde omgeving ter sprake, die zowel positief als negatief kan zijn, en hoe hiermee om te gaan. Doorheen tientallen en soms honderden jaren van diverse vormen van gebruik wordt de culturele, historische en sociologische betekenis die een gebouw herbergt een ingewikkeld kluwen, dat bij elke nieuwe interventie met de nodige zorg ontrafeld, gerespecteerd en aangevuld dient te worden. Een gebouw is meer dan louter zijn fysieke vorm. Valt bijgevolg niet te argumenteren dat de tijd van rigide conservatie en restauratie achter ons ligt? Is een (goed) gebouw en diens betekenis niet robuust genoeg om ingrijpende transformatie te doorstaan? Meerdere van de Architectural Experiments bewijzen dat een open mind en een open dialoog met erfgoedinstanties veel potentieel biedt. Een mooi voorbeeld hiervan is de renovatie van het stadhuis in Leuven door aNNO en FELT, waar de rol van het gebouw als toegankelijk huis voor het volk juist bewerkstelligd wordt door een “grondige vernieuwing en invasieve verbouwing” van de bestaande aanbouw als hedendaags onthaal.
Transformatie biedt bovendien de kans te reflecteren op de betekenis van een gebouw. Tijdens het colloquium werd contentious heritage (controversieel erfgoed) meerdere keren besproken, hetgeen zeker voor gastland België, dat vol staat met erfgoed met een donker koloniaal verleden, een relevant onderwerp is. Adaptatie biedt hier niet enkel de kans gebouwen naar huidige standaarden te brengen of in te vullen met een nieuw programma, maar ook om context te bieden of de betekenis te transformeren of te consolideren. Wel dient een kritische houding bewaard te worden of contentious meaning weggeboetseerd kan of mag worden. Heeft het ook niet waarde een pijnlijk verleden voelbaar te houden?
Zorg en participatie
De gepresenteerde Architectural Experiments tonen aan dat bij Adaptive Reuse er geen one size fits all approach mogelijk is. Het belang van de tijd nemen om elk project afzonderlijk te behandelen kwam duidelijk naar voren. De sprekers pleitten ervoor dat de aanpak en het resultaat van elk project gedreven dient te worden vanuit extensieve site- en gebouwanalyse. Zowel de site als het verhaal van het gebouw dient gelezen te worden, om op een genuanceerde en weloverwogen wijze te kunnen ingrijpen. Dit vraagt tijd, terughoudendheid en empathie. Het is een attitude die gecultiveerd dient te worden en die indruist tegen hedendaagse attitudes van snelheid, winstmaximalisering en speculatie.
Gezien de complexiteit van reconversieprojecten speelt participatie bij deze projecten een belangrijke rol. Participatie wekt bij veel bouwteams nog een terughoudende reactie op, gezien dit veelal geassocieerd wordt met tegenwerking, tegendraadsheid, vertraging en daarmee gepaard gaande kosten. Echter hebben veel bestaande gebouwen een (zware) socio-culturele lading waardoor participatie een onontbeerlijk onderdeel van het ontwerptraject wordt. Hiermee wordt waardevolle input opgehaald en krijgen (huidige) gebruikers een stem. In dit proces kan ook de attitude rondom de mogelijk (pijnlijke) historie van een gebouw worden vormgegeven.
Participatie is zorg. Een voorbeeld hiervan is de renovatie van sociale appartementen te Bordeaux van Lacaton&Vassal, waarbij de huidige bewoners naast de verplichte minimale participatierondes een grotere betrokkenheid tot het project kregen door het bezoeken van pilootprojecten en de bouw van een testappartement. Zeker naar kwetsbaardere gebruikers toe is er een grotere verantwoordelijkheid om zorgzaam te zijn.
In theorem, in practicum
Een bijeenkomst van academici is dan weliswaar onvolledig zonder discussies van theoretische aard, voor practici zoals ondergetekende lijken deze soms ver van de praktijk af te staan. Er werd veelvuldig gepalaverd over linguïstiek, terminologie en de bedoelde of onbedoelde betekenis van woorden. Termen zoals authorship, reuse, retrofit en authenticity werden in hun essentie bediscussieerd. Daarnaast werd gezocht naar een nieuwe architectuurtheorie. De klassieke dichotomie Viollet-le-Duc versus Ruskin lijken we voorbijgestreefd te zijn. De eerste beargumenteerde dat een gebouw tot zijn ultieme staat gerestaureerd dient te worden, hoewel die misschien nooit bestaan heeft, de ander vond elke andere ingreep buiten instandhouding onaanvaardbaar. Moderne denkers en architecten worden aangehaald als uitgangspunten voor een nieuwe restauratie-, preservatie- en adaptatietheorie, waaronder Carlo Scarpa en publieksfavoriet Lina Bo Bardi. Door meerdere sprekers werd gerefereerd naar haar projecten en haar visie op het verleden als een historical present: ons gebouwde verleden dat vandaag overeind staat is ons heden, en leeft nog.
De vele op het colloquium geopperde systeem- en mentaliteitsveranderingen dienen nog hun weg naar de alledaagse trage praktijk te vinden. Hoe kunnen we een cultuur van terughoudendheid, zorgzaamheid en diepgaande lezing van het bestaande bevorderen in een sector die nog steeds gedreven wordt vanuit een kapitalistische gehaastheid en kortetermijndenken? Hoe kunnen bestaande gebouwen als materiaaldepots beschouwd worden wanneer de geldende normeringen op bouwmaterialen dit hergebruik moeilijk toelaten? Hoe waardevol is een best practice framework met leidraden als reconversieprojecten telkens een unieke benadering vragen? Adaptive reuse blijft hierdoor binnen de huidige bouwpraktijk nog een counterculture. De praktische en normatieve omkadering is hier nog niet op afgestemd, de gemiddelde opdrachtgever heeft nog een baksteen in de maag. De weg vooruit is nog moeizaam, maar belooft erg boeiend te zijn.