Feature

De vier vrouwen van het AUP

Op internationale vrouwendag werd de tentoonstelling Vrouwen van het AUP geopend door voormalig politicus en feministe  Hedy d’Ancona. De tentoonstelling in het Amsterdamse Van Eesteren-museum richt zich niet alleen op het werk van vier ambitieuze architecten voor het Algemeen Uitbreidingsplan, maar ook op hun carrière als architect. Hoe hielden deze vrouwen zich staande in een door mannen gedomineerde wereld? Anneloes de Koff bezocht de tentoonstelling en verdiepte zich in het werk van Jakoba Mulder, Koos Pot-Keegstra, Manon Peyrot en Anna van Hattem.

Nieuwbouw Slotermeer, Amsterdam (08.1952) / foto J.D. Noske, collectie Anefo, bron Nationaal Archief

Nieuwbouw Slotermeer in Amsterdam West / foto J.D. Noske, collectie Anefo, bron Nationaal Archief (08.1952)

Zo een honderd jaar geleden kampte Amsterdam ook al met een grote woningcrisis. Naast een grote instroom van nieuwe bewoners veelal afkomstig van het platteland op zoek naar werk in de hoofdstad, had Amsterdam te maken met uitpuilende volkswijken waar mensen veelal onder erbarmelijke omstandigheden moesten leven. In 1928 richtte de gemeente Amsterdam de gemeentelijke dienst Stadsontwikkeling op als onderdeel van de Dienst Publieke Werken die verantwoordelijk werd voor het maken van stedenbouwkundige plannen voor grootschalige nieuwe stadswijken. De nieuwe wijken betroffen uitbreidingsgebieden ten zuiden, noorden en voornamelijk ten westen van Amsterdam. Zij werden in 1935 vastgesteld in het Algemeen Uitbreidingsplan, het AUP.

Stadsontwikkeling was een grote hiërarchische organisatie waar architect en stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren aan het hoofd stond met Jakoba (Ko) Mulder als zijn rechterhand, hoofd ontwerp, én plaatsvervangend hoofd. Mulder was sinds 1930 bij de dienst betrokken en bleef daar totdat ze in 1965 met pensioen ging. Nadat Van Eesteren in 1959 met pensioen ging werd Mulder hoofd van de afdeling – een vrouw op die positie was in die tijd uitzonderlijk.  Ze was niet de enige vrouw die voor Stadsontwikkeling werkte waar op een gegeven moment zo een 135 mensen in dienst waren. Koos Keegstra werkte er van 1936 tot 1938 totdat ze trouwde met Joop Pot en, zoals gebruikelijk voor die tijd, ontslag nam en een architectenbureau met haar man startte. Het bureau werkte later aan verschillende projecten die door Stadsontwikkeling waren uitgeschreven. Manon Peyrot werkte vanaf 1953 tot haar overlijden in 1984 bij de dienst en in 1963 trad ook Anne van Hattem bij Stadsontwikkeling in dienst. Samen maakten ze in 1966 een studiereis naar Denemarken. Al deze vrouwen ontwierpen binnen de AUP uitbreidingswijken onder meer woningen, scholen en sportfaciliteiten. Dat veel van de door hen ontworpen gebouwen gesloopt zijn, draagt mogelijk bij aan hun verdwijnen in de geschiedenis. De tentoonstelling met ontwerpen, citaten, krantenberichten en geluidsopnamen brengt hier verandering in.

Jury voor de prijsvraag van het stadhuis van Amsterdam, v.l.n.r. architect prof. Jacques Schader, architect Huig Maaskant, stadsbouwmeester Chris Nielsen, stadsbouwmeester Kopenhagen J. Pedersen, architect Frans van Gool en stedenbouwkundige Jacoba Mulder (13.01.1968) / collectie Anefo, bron Nationaal Archief

Jury voor de prijsvraag van het stadhuis van Amsterdam, v.l.n.r. architect prof. Jacques Schader, architect Huig Maaskant, stadsbouwmeester Chris Nielsen, stadsbouwmeester Kopenhagen J. Pedersen, architect Frans van Gool en stedenbouwkundige Jacoba Mulder / collectie Anefo, bron Nationaal Archief (13.01.1968)

Andere tijden

Tot in de jaren zeventig was het zeer ongebruikelijk om als vrouw praktiserend architect te zijn en ook nog eens een carrière na streven. Het merendeel van de vrouwen die in die tijd de studie bouwkunde wisten te voltooien beoefenden daarna nooit het beroep in de praktijk. De meesten trouwden al jong – zo ging dat toen – en moesten noodgedwongen stoppen met werken – de wet Arbeidsverbod voor gehuwde vrouwen werd pas in 1958 van kracht. Of ze kwamen alleen in aanmerking voor banen in ondergeschikte functies. Mulder was getrouwd met haar baan : “Als vrouw moet je altijd beter zijn dan mannen en dus ging alle vrije tijd op aan het werk.” Veel is niet bekend over haar privéleven behalve dat ze gedurende haar hele leven samenwoonde met een vriendin. Van Hattem bleef ook ongetrouwd en Peyrot trouwde op haar 50e. Door deze keuzes in hun privéleven konden de vrouwen als architect aan het werk blijven. Omdat Pot-Keegstra haar eigen bureau had, was ze in staat haar vak te blijven uitoefenen. Op de vraag of er ooit enige frictie hierover met haar man was antwoordde ze: “Nee, integendeel. Ik zelf wilde nog wel eens wat gas terugnemen, want die dubbele taak van huishouden, kinderen én het bureau dat was soms heel zwaar. Maar hij wilde dat ik bleef meedoen en hij had natuurlijk ook steun aan me. Hij wilde me op hetzelfde niveau hebben.”

Uit de vergetelheid

‘Vrouw hoofd stadsontwikkeling’ kopten verschillende landelijke en regionale dagbladen toen Jacoba Mulder (1900-1988) in 1958 werd benoemd tot hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling, ‘grote verantwoordelijkheid op vrouwelijke schouders’. In haar lange carrière bij de dienst bouwde de in Delft als bouwkundig ingenieur opgeleide Mulder aan een zeer groot oeuvre. Zij was het die het Amsterdamse Bos heeft ontworpen, wat haar de bijnaam ‘Juffrouw van het Bos’ opleverde, en zij was het brein achter meer dan zevenhonderd openbare speeltuinen die binnen het AUP zijn aangelegd. Haar werk betrof het planmatig nadenken over verkavelingsplannen voor bijvoorbeeld de tuinsteden, maar ook ontwerpen uitwerken tot in detail, zoals de speelvijver in de Gibraltarstraat en de noordoever van de Sloterplas. Net als bij de andere vrouwen wordt in de tentoonstelling Vrouwen van het AUP haar mensgerichte manier van ontwerpen benadrukt. Zo richtte zij zich op goede daglichttoetreding in de woningen en ging ze op zoek naar alternatieve bouwvormen waarbij de woningen niet in elkaars schaduw zouden komen te liggen. Met een zaklamp boog ze zich over de maquettes om de stand van de zon te simuleren. Kreeg de laagste woning van een blok op de kortste dag niet minstens een uur zon, dan moesten de rijen verder uit elkaar, zo vond ze. De gemeente had daar andere ideeën over en wilde uit economische redenen vooral zoveel mogelijk woningen per hectare plaatsen – ook toen al. In veel gevallen wist Mulder haar opdrachtgever toch te overtuigen.

De Zweedse koningin Louise bezoekt Oranjehof en schrijft een briefje aan de afwezige bewoner om te haar bedanken voor de mogelijkheid tot bezichtiging van de flat (28.04.1955) / ontwerp K. Pot-Keegstra en J. Pot /foto J.D. Noske collectie Anefo, bron Nationaal Archief

De Zweedse koningin Louise bezoekt Oranjehof en schrijft een briefje aan de afwezige bewoner om te haar bedanken voor de mogelijkheid tot bezichtiging van de flat, Amsterdam / ontwerp K. Pot-Keegstra en J. Pot /foto J.D. Noske collectie Anefo, bron Nationaal Archief (28.04.1955)

Zoals gezegd bouwde Koos Pot-Keegstra (1908-1997) samen met haar man een praktijk op na een korte dienstbetrekking bij Stadsontwikkeling. Hun eerste grote opdracht, Oranjehof in de Geuzenstraat, betrof een flatgebouw speciaal ontworpen voor alleenstaande werkende vrouwen. Het gebouw was strak vormgegeven en praktisch ingericht. Pot-Keegstra deed onder meer uitgebreid onderzoek naar de meest efficiënte woninginrichting, zodat de vrouw niet langer ‘slaaf’ zou zijn van haar eigen woning. De zeer compacte éénkamerwoningen waren van alle gemakken voorzien zoals centrale verwarming, warm water, een moderne keuken, een conciërge en een winkel in de plint waar de vrouwen na het werk boodschappen konden doen. Na Oranjehof ontwierp het echtpaar woningen binnen grootschalige wederopbouwprojecten, schoolgebouwen en bejaarden- en verzorgingstehuizen, maar Pot-Keegstra is vooral gekend om De Bijlmerbajes. Tijdens de schetsontwerpfase in 1972 overlijdt haar man Joop. Drie dagen na de crematie zit Koos alweer bij een bouwvergadering. “Het was een enorm karwei, er was haast bij, het werk is pas in 1974 aanbesteed. De bouw heeft 3,5 jaar geduurd, dat is een ijltempo voor zo’n project. We hebben met 15 mensen van het bureau in een krankzinnig tempo gewerkt, op het laatst had ik een bouwkeet in de tuin.” Op de bouw was zij altijd de enige vrouw. Op de vraag of dat haar nooit gehinderd heeft en ze zich gediscrimineerd voelde antwoordde zij: “Er zijn bouwvakkers die het echt leuk vinden, andere die het vreemd vinden dat een vrouw zegt hoe het moet. En dat laten ze je merken, maar als je je vak verstaat nemen ze het.” Toch geeft ze toe: “Als vrouw moet je extra gemotiveerd zijn, je moet het goed doen.”

Daniel Goedkoopschool, Sara Burgerhartstraat in Bos en Lommer (Amsterdam) / ontwerp Manon Peyrot / foto Wim van Rossem, collectie Anefo, bron Nationaal Archief (04.02.1960)

Daniel Goedkoopschool, Sara Burgerhartstraat in Bos en Lommer (Amsterdam) / ontwerp Manon Peyrot / foto Wim van Rossem, collectie Anefo, bron Nationaal Archief (04.02.1960)

Manon Peyrot (1927-2014) studeerde bouwkunde aan Cornell University in de Verenigde Staten als enige vrouw te midden van mannen. Zelfs zei ze hierover: “Ze werden niet verliefd op mij, ik was one of the boys.” Terug in Nederland werkte ze binnen Stadsontwikkeling aan een omvangrijk oeuvre van openbare gebouwen in een functionalistische moderne stijl – de gangbare stijl binnen de dienst. Zo ontwierp ze in Bos en Lommer de Daniel Goedkoopschool (1955), inmiddels een gemeentelijk monument. In totaal volgde er nog zo’n tien schoolgebouwen. Daarnaast ontwierp ze het Sloterparkbad. Voor die tijd was het zeer innovatief met veel aandacht voor klimaatbeheersing en akoestiek voor een comfortabel binnenklimaat, zo waren er verwarmde banken om bibberende kinderen te voorkomen. Én het Sloterparkbad was het eerste bad dat geschikt was voor internationale zwemwedstijden. Ook werkte Peyrot aan vele combinatiegebouwen voor de politie en brandweer. Al haar gebouwen worden gekenmerkt door de aandacht voor de wensen van de gebruikers. Zo ontwikkelde ze voor kleuterschool De Fuut in Slotervaart een speciaal kleuterkijkraam op ooghoogte van de kinderen. “Kleuters kunnen snel hun schroom verliezen bij het zien van spelende leeftijdsgenoten, vandaar dit raam. Voor mij is deze school één van de leukste ontwerpen die ik bij de dienst heb mogen maken.”

Sporthallen Zuid (Amsterdam) / ontwerp Anna van Hattem / foto Hans Peters, collectie Anefo, bron Nationaal Archief (25.09.1975)

Anna van Hattem (1924-1984) ontwierp in haar beginjaren bij de dienst – eind jaren vijftig begin jaren zestig – vooral veel middelhoge woningbouw in Nieuw-West. Met eenvoudige ingrepen probeerde ze binnen het strenge stramien meer ruimtelijkheid in de woningen te creëren. Ze was een pleitbezorger voor het geven van meer invloed aan de bewoners bij het vormgeven van de eigen woning, en introduceert het idee van een ‘elastische plattegrond’ waar de bewoner naar eigen inzicht hun woning konden indelen. Dus geen plattegrond die de positie van de eettafel dicteert, want dat zou afbreuk doen aan de vrijheid van de bewoner. Net als Peyrot ontwierp van Hattem verschillende politiebureaus en werkte ze onder meer aan het ontmoetingscentrum in Buitenveldert en de Pedagogische Academie in Amsterdam-Zuid. Een bekend project van haar hand is het complex van drie sporthalen aan het IJsbaanpad in Zuid met hun karakteristieke gebogen daken die doorlopen tot de grond.

De tentoonstelling in het van Eesteren Museum maakt deel uit van een reeks recente publicaties en evenementen waarin vrouwelijke stemmen worden versterkt in een poging hun onterechte onzichtbare positie in de architectuurgeschiedenis te corrigeren. Vrouwen van het AUP toont de overeenkomsten in de gedrevenheid van deze vier vrouwen en het grote aantal projecten dat ze wisten te realiseren. Hiermee leverden ze een cruciale bijdrage aan de wederopbouw van Amsterdam. De tentoonstelling geeft ook een inkijkje in de strategieën die de vrouwen moesten toepassen om te kunnen werken, en om hun werk gerealiseerd te krijgen. Dat ze de enige vrouwen waren binnen een hiërarchisch mannenbolwerk weerhield hen niet om inventieve ideeën tot uitvoer te brengen en projecten met een grote architectonische kwaliteit op te leveren. Dit laat de tentoonstelling prachtig zien.

Enkele gerelateerde artikelen