De laatste jaren trokken in vele landen architectuurwerkers aan de alarmbel. ‘Ondergewaardeerd’, ‘onderbetaald’ en ‘overwerkt’ waren populaire adjectieven om de werksituatie mee te omschrijven. In Vlaanderen kwam het gesprek rond deze problematiek na berichten in de ‘mainstream’ media in een stroomversnelling, een neergepende Oproep voor Structurele Verandering werd massaal ondertekend en overhandigd bij de Orde van Architecten. Ruim een half jaar later worden de eerste babystapjes richting verandering genomen. Bijgevolg is het tijd voor een overzicht voor onze Noorderburen, want we kunnen alleen maar leren van elkaars struggles.
Context matters
Eerst even een korte situatieschets van het Belgisch kader. Afgestudeerde architecten kunnen na het doorlopen van een tweejarige stage zich inschrijven op de Tabel van de Orde van Architecten. Na inschrijving kunnen zij dan zelfstandig het beroep van architect uitvoeren. De meesten gaan echter voor een bureau werken en worden bijna uitsluitend aangenomen als freelancer, en nog al te vaak zonder contract. Een basisovereenkomst, zoals de CAO in Nederland, of een ander wetgevend kader, bestaat in België niet. Werkuren, vakantiedagen, en dergelijke wordt in de praktijk benaderd zoals bij een tewerkstelling als werknemer, maar dan zonder het vakantiegeld, doorbetaling bij ziekte of uitzicht op een vast contract. Omdat het bureau vaak ook de enige klant is zijn veel architectuurwerkers daarmee ongewild schijnzelfstandige, met alle risico’s van dien. Veelal worden deze risico’s, en de kosten die samenhangen aan een zelfstandigenstatuut, niet gereflecteerd in de vergoeding.
In 2023 vroeg Dear Architects, een organisatie die ijvert voor een betere sociaal-economische positie voor architectuurwerkers, architecten naar hun inkomen – het mediaan bruto uurloon voor architecten tot 26 jaar bleek op € 22,- per uur te liggen. Ter vergelijking om het gewaarborgd minimuminkomen te halen is omgerekend een uurloon van € 21,03 nodig volgens analyse door Dear Architects. 51% van de respondenten onder de 26 jaar verdienden minder dan deze € 21,03 per uur alsook 11% van de respondenten tussen 27 en 29 jaar.
Het verwondert dan ook niet dat er een grote uitstroom in de sector is. 46 procent van de architecten in België is onder de 40, 13% is jonger dan 30 (Architects’ Council of Europe rapport 2022). Daarnaast geeft 14% aan het beroep zeer waarschijnlijk niet te zullen uitvoeren tot de pensioenleeftijd, op Litouwen na het hoogste aandeel van alle bevraagde landen. Vooral bij vrouwelijke architecten vindt naarmate de leeftijd vordert een exodus plaats (een wereldwijd probleem gekend als de ‘leaky pipeline’). Er is bijgevolg een groot verlies van kennis, talent, creativiteit en ervaring in de sector, en een grote verspilling aan investeringen in de opleiding zowel binnen het onderwijs als tijdens de stage.
De onderwaardering van het vak, de lage lonen, en het statuut van schijnzelfstandigheid zijn al langer punten van kritiek. In 2016 werd reeds grootschalig onderzoek gevoerd naar het werkelijk inkomen van architecten en de resultaten werden met een gealarmeerde toon gepubliceerd, hierna bleef het stil. Het discours kwam echter recent volop terug door het opiniestuk van jonge architect Enver Peeters dat de ‘mainstream’ media haalde. Met de aangebrande titel ‘Je bent jong en je wilt architect worden? Dat kan, voor een hongerloon’ legde hij en plein public de vinger op de wond. Het daaropvolgende intense discours onder vakgenoten leert dat de specifieke situatie in België een ingewikkeld kluwen van factoren is die elkaar in de greep houden en in de hand werken.
Race to the bottom
Het begon allemaal in 2003 toen de Europese Commissie het door de Orde vastgelegde honorarium voor architecten verbood, een verbod op prijsafspraken dat alle sectoren in de Europese Unie betrof. Sindsdien vatte het gestaag verval van de erelonen aan en daarmee een langzame devaluering van de rol van de architect in de bouw.
Volgens de ‘architectenwet’ van 1939 is iedereen die in België een bouwvergunning aanvraagt, verplicht om met een architect te werken. Hierdoor zien vooral de meeste particuliere bouwheren de samenwerking als een noodzakelijk kwaad. Er is onbegrip voor de complexiteit van het vak en er wordt gezocht naar manieren om onder de verplichte samenwerking uit te komen. Daarnaast is het niet uitzonderlijk dat architecten die van particuliere projecten afhankelijk zijn om hun eigen bureaus uit de grond te stampen hun prijzen verlagen.
Middels een wedstrijd een prestigieuzer project binnenhalen om jezelf op de kaart te zetten en aangeworven te worden op ‘de stijl’ in plaats van ‘omdat het nu eenmaal moet’ is een interessante piste, maar de daaruitvolgende competitieve wedstrijdcultuur stimuleert de race to the bottom nog eens extra. Het voorgestelde honorarium vormt namelijk veelal één van de beoordelingscriteria, en telt “soms tot 40%” mee voor de eindscore. Bijgevolg schrijven veel architecten zich in met een te lage prijs. Bijkomend is de vergoeding voor de ‘verliezende’ bureaus gemiddeld te laag gelet op de tijd en het geld dat in deze deelnames gestoken wordt – als er al sprake is van een vergoeding.
Terwijl de erelonen omlaag gaan, wordt de werkdruk van de architect steeds hoger. Bouwen wordt jaar na jaar complexer, procedures en looptermijnen van projecten steeds langer. De eerder vermelde studie van 2016 stelde vast dat vooral door de vele gewerkte uren het gemiddelde uurloon zo laag ligt; gelet op het toegenomen takenpakket zijn het aantal gepresteerde uren per project de afgelopen twintig jaar bijna verdubbeld. Daarnaast stapelen de kosten van het vak zich steeds meer op: softwarepakketten, normenboeken, bijscholingen, nieuwe computers om de zoveel jaar. Overuren draaien en medewerkers onderbetalen zijn vaak nodige middelen om bureaus boven water te houden.
Een niet zo vliegende start
Het feit dat architecten tegenwoordig geen grootverdieners meer zijn, is binnen de sector al een hele tijd geweten, maar voor de buitenwereld vaak nog een verrassing. Hoe vaak reageren mensen niet nog met “Amai! Jij zal wel goed verdienen!” wanneer je jezelf voorstelt als architect. Het beeld van de architect als zelfstandige meester-bouwer leeft dus blijkbaar nog. Op dit beeld zijn de opleiding en de aanvang van de praktijk nog in grote mate gefundeerd. Bijgevolg wordt men in de stage verondersteld een zelfstandig statuut aan te nemen. Tot voor kort was op de door de Orde van Architecten opgemaakte stageovereenkomst enkel een vergoeding per uur vermeld, wat een freelance verbintenis met uurfacturatie suggereert. Dit is intussen veranderd, nu geeft de modelovereenkomst ook een werknemersstatuut als optie. Er is niet bekend hoeveel bureaus effectief stagiairs met deze overeenkomst aannemen.
In tegenstelling tot Nederland, waar stages een niet verplicht deel vormen van de opleiding en ook binnen dit kader beoordeeld worden, zijn Belgische ‘stagiairs’ reeds afgestudeerden (waar in Nederland deze te werk gaan als ‘junior’). De stage, alsook de te verwachten verloning, wordt afgebakend en gecontroleerd door de Orde van Architecten. Sinds de indexering van 1 maart 2024 bedraagt het loon van stagiairs bij aanvang € 14,16 bruto, met elke 6 maanden een verhoging van € 2,85. Bij het afronden van de stage landen stagiairs bijgevolg op € 22,71. Het lage loon wordt verantwoord met het argument dat afstuderende architecten onvoldoende bekwaam zijn in het vak en bureaus veel tijd en middelen investeren om deze jonge medewerkers op te leiden. Het minimumloon vertaalt zich in de praktijk in een maximumloon. Na afloop van de stage gaat het er ook niet op vooruit. De officieuze vuistregel is doorgaans dat een architectuurwerker per uur gemiddeld zijn leeftijd in euro’s verdient. Resultaat is dat veel jonge architecten overuren werken om rond te komen, of van hun zelfstandigenstatuut gebruik maken om opdrachtjes in eigen naam voor vrienden of familie uit te voeren, veelal in de avonduren of in het weekend. Daarnaast wordt er doorgaans zonder contracten gewerkt of zijn stagiairs zich er niet van bewust dat het verstandig is naar een contract te vragen. Hierdoor komen ze in een heel kwetsbare, risicovolle positie. Om los te komen uit deze niet-zo-ideale situatie opteren de architecten die het vak niet willen verlaten er meestal voor een eigen bureau te beginnen, wat leidt tot een overvloed van architectuurbureaus en veel competitie op zowel de particuliere markt als bij de wedstrijden. 57% van de bureaus in België zijn eenmanszaken, in 21% van de zaken werken slechts 2 architecten (ACE sectorstudie 2022). Deze nieuwe bureaus zetten al te vaak de cyclus voort van slecht of onvoorbereid ondernemerschap en de daaruitvolgende noodzakelijke onderbetaling van hun (jonge) medewerkers. Deze problematiek is zodanig merkbaar dat er ondertussen businesscoaches zijn die zich volledig op architecten richten, en het NAV (Netwerk Architecten Vlaanderen) scholingen in ondernemersschap aanbiedt.
Geen eenvoudige oplossingen
Zoals hierboven geschetst is de precaire situatie in België een gevolg van haar specifieke context en problematieken, die elkaar in een vicieuze cirkel in de hand werken en in stand houden. Verandering teweegbrengen betekent de sector volledig hervormen, allereerst te starten bij de opleiding. De focus van de opleidingen ligt vooral op het creatieve, artistieke aspect van architectuur dan op de benodigde (technische) vakkennis omtrent het alledaags reilen en zeilen. De opleiding te hard toespitsen op het dagdagelijkse werk van een architect is geen alternatief gezien een brede academische opleiding zijn meerwaarde geeft om later nog alle kanten uit te kunnen, maar er mag wel iets meer aandacht worden besteed aan de realiteit van de bouw en ondernemersschap. Juist omdat zoveel architecten zo vroeg in hun carrière op eigen houtje beginnen, zouden keuzevakken rond (project)management, juridische kaders, aansprakelijkheden en verzekeringen, contractonderhandeling, en duurzaam ondernemen niet misstaan, zodat afgestudeerden beter voorbereid het werkveld instappen.
De daaropvolgende stage, haar doel, en de manier waarop ze opgevolgd wordt mogen ook kritisch herbekeken worden. Wanneer de zes maandelijkse stagecontrole maar vijf minuten duurt en er makkelijk op een stageverslag gelogen kan worden vraagt een mens zich af wat het nut hiervan is.
En last but not least, van de gedoogde werking met schijnzelfstandigen moeten we af. Veel medewerkers zijn tegen wil en dank medeplichtig aan sociale fraude en zijn daarnaast onderbetaald. Architectuurwerkers hebben recht op betere bescherming en zekerheid. Misschien dat we ons moeten laten inspireren door de Nederlandse CAO’s?
Eenvoudigweg teruggrijpen naar de barema’s van voor 2003 is te kort door de bocht genomen, ondanks dat sommige architecten hier nostalgisch naar terugkijken. De uitbuiting van architectuurmedewerkers vermijden door eenzijdig een minimumloon vast te leggen en het loon van stagiairs op te trekken zonder de ruimere problematiek te beschouwen zou veel bureaus in financiële moeilijkheden brengen. En de erelonen van de bureaus zelf verbeteren is ook niet evident. Het is nodig het vak opnieuw te herwaarderen.
Als sector moeten we wat meer zelfrespect hebben. Als architect zijn we vaak zelf wel overtuigd van onze maatschappelijke meerwaarde, maar misschien kunnen we ook baat hebben bij een portie eigenwaarde. Elkaar oneindig wegconcurreren tegen dumpingprijzen is niet houdbaar. Hoe vaak belasten we onszelf wel niet met extra werk vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel, of geven we toe aan een zoveelste projectwijziging door de klant? Het onderhouden van klantrelaties is uiterst belangrijk, maar waarom zijn ingenieurs en gespecialiseerde studiebureaus minder verlegen om meerwerk tegen een zwaar uurtarief te factureren?
Daarnaast kan een goede PR-campagne gericht op de privémarkt die toegevoegde waarde promoten. Ook vanuit de publieke sector dient er meer respect getoond te worden voor het verrichte werk. De NAV publiceerde al in 2019 een modelbestek voor betere wedstrijden (architectuur in competitie) en sinds februari 2024 zijn vergoedingen voor alle niet-geselecteerde partijen verplicht voor overheidsopdrachten, wat al een goede stap is.
Misschien is het ook tijd om het beroep van de architect te vernieuwen. In april 2024 werd reeds de zogeheten ‘wet Laruelle’ van 2006 herzien, een wet die de regels rond architectuurvennootschappen betreft om architecten meer ondernemersvrijheid te geven. Nu moeten niet langer alle bestuursleden van een ‘architect-rechtspersoon’ architecten zijn, en dient de activiteiten van de ‘architect-rechtspersoon’ niet tot architectuur beperkt te worden, wat kansen schept. Daarnaast dringt een vernieuwing van ‘de wet van 1939’, waarin het beroep van architect beschermd en bepaald wordt, zich op. Waar deze wet van oorsprong was gefundeerd op de archaïsche driehoeksrelatie architect-aannemer-bouwheer, beweegt de werkelijkheid hier steeds verder vanaf. Een hervorming van de wetgeving zou architecten meer kansen kunnen geven op interessante samenwerkingsverbanden, en eventueel de loodzware aansprakelijkheid spreiden, een aansprakelijkheid die steeds vaker in de rechtzaak een vervolg krijgt. Afstappen van een verplichte medewerking kan mogelijk ook de meerwaarde van de architect in het oog van de klant juist in de verf zetten. Oana Bogdan (&bogdan) vergeleek in haar reeks posts rond de crisis in de sector de bescherming van het beroep in België met het gebrek hieraan in Zwitserland en concludeerde dat een gebrek aan bescherming niet nefast hoeft te zijn voor het ereloon.
De Orde is het zwarte schaap
Binnen de problematiek wordt gekeken naar de Orde van Architecten om structurele verandering te trekken, gezien hun positie tussenin werkveld en wetgeving en hun missie de “eer en waardigheid van het beroep te beschermen”. Helaas hebben weinig architecten hier momenteel vertrouwen in. Er is al langer kritiek op de werking van de Orde, maar hun wereldvreemde en tonedeaf reactie op het recente beklag van jonge architecten (ze suggereerde dat de stagiairs maar beter moeten leren “onderhandelen” over hun verloning) zorgde ervoor dat veel daaropvolgende opiniestukken en open brieven hun pijlen zich op hen richtten. De Instagram pagina Wanorde van Architecten zag het levenslicht en vertaalde de voornaamste kritieken in een hapklaar meme-formaat.
Wanorde van Architecten toont in een mooi overzicht dat al sinds 1980 noodkreten uit de sector komen, die de Orde jaar na jaar naast zich gelegd heeft zonder hier gevolg aan te geven. Hun gebrek aan actie en ondersteuning leidt tot onbegrip en frustratie. Een deel van de bezwaren waarvoor naar de Orde wordt gekeken zijn in alle eerlijkheid misplaatst, omdat de Orde geen beroepsvereniging is (de Orde is vergelijkbaar met het Nederlandse Architectenregister red.). De Orde controleert de toegang tot het beroep en waakt over het naleven van de deontologische regels en beschermt bijgevolg anderzijds dus ook de opdrachtgever. De Orde is helaas een makkelijk doelwit. Ze kan het imago van een logge, ouderwetse, ‘out of touch’ institutie niet van zich afschudden, en het gebrek aan actie over de verschillende mandaatperiodes, leiden tot cynisme. De hoge bijdrages die door architecten betaald moeten worden en het gebrek aan transparantie waarvoor deze fondsen gebruikt worden (zo gaat bijna een half miljoen euro per jaar naar “marketing en communicatie”) maken de zaak er alleen nog erger op. Daarnaast wordt de Orde de zwakke carrièrestart en beperkte bescherming van de stagiairs kwalijk genomen, aangezien zij de minimumlonen vastleggen en verantwoordelijk zijn voor de controle op deze stages.
Uit de Instagram pagina Wanorde van Architecten werd Belgian Architects United (BAU) geboren, die in samenwerking met Dear Architects een Oproep tot Hervorming van de sector schreven waarin de hierboven aangehaalde punten voor verandering worden genoemd. De Oproep werd massaal ondertekend en eind 2023 bij de Orde afgeleverd. Alle heisa bleek voldoende om de Orde wakker te schudden om een dialoog aan te gaan met vertegenwoordigers van de jonge generatie en beroepsverenigingen en 3 april 2024 werd een gezamenlijk actieplan gelanceerd, gesteund op drie pijlers: het in kaart brengen van de huidige ereloonproblematiek, het moderniseren van de stage, en het verjongen en hervormen van de Orde zelf. De studie naar de ereloonproblematiek zou “binnenkort” in de markt gezet worden maar tot nog toe is hier geen bericht over verschenen. Wel lanceerde Dear Architects eind maart haar eigen loonbarometer, waar architecten hun werksituatie en inkomsten konden schetsen. Dit was een doelstelling van de organisatie zelf, en het is niet duidelijk hoe de resultaten hiervan al dan niet kaderen in het actieplan van de Orde.
De Orde geeft aan dat pijler twee meer tijd zal vragen, omdat hiervoor wetswijzigingen nodig zijn. In het kader van pijler 3 heeft de Orde wel al een oproep gelanceerd naar jonge kandidaat-raadsleden per provincie. Tot voor kort mochten reglementair gezien enkel 30+ers zetelen in de raad, waardoor de belangen van jonge architecten ondervertegenwoordigd zijn. Verdere actie, of zicht op het concrete actieplan en de planning hiervan (de pijlers werden slechts beknopt meegedeeld in een persbericht), blijft voorlopig uit.
De Orde lijkt wel wakker geschud uit haar winterslaap, laten we hopen dat deze eerste babystapjes de voorbode mogen zijn van duurzame structurele verandering van het werkveld. De moderne Belgische architectuur mag zich dan wel internationaal op de kaart gezet hebben, maar de archaïsche opzet van het vak zorgde ervoor dat dit ten koste ging van het harde, onderbetaalde en ondergewaardeerde werk van een grote groep desondanks gepassioneerde mensen. Een gefacelifte versie van het beroep dient verankerd te worden in geüpdate wetgeving en een sterke ruimere ondersteuning door de Orde en overheden, zodat architecten terug loon en respect krijgen naar werk en qua verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden mee kunnen evolueren met een veranderende bouwsector. Aan liefde voor het vak geen gebrek, maar zoals de sterkteleer leert buigt iets maar zo ver door tot het breekt.