In juni was het Museum Boijmans Van Beuningen weer heel even open voor publiek met de prikkelende tentoonstelling Snakken naar Boijmans, aan het einde van die maand werd Mecanoo’s nieuwe ontwerp voor het museum getoond. Robert-Jan de Kort kan dit ontwerp niet rijmen met de ervaring die Snakken bood.
Al meer dan vijf jaar wordt er veel gezegd en geschreven over de toekomst van het Rotterdamse Museum Boijmans Van Beuningen. Zelf kroop ik ook een paar keer in de pen om de voortgang van de op handen zijnde renovatie te recenseren en daarmee de herinnering aan het museum levendig te houden. En dat is nodig ook, want meer en meer begint het museum een wazige vlek te worden in het geheugen. Groot was dan ook mijn vreugde toen het museum aankondigde om op 1 juni een maand open te gaan. Reden van deze tijdelijke opening was dat het museum dit jaar 175 jaar bestaat en die mijlpaal graag wilde vieren. Met de veelzeggende titel ‘Snakken naar Boijmans’ kon iedereen zijn hart ophalen en weer eens door de markante museumgebouwen struinen. Als kers op de taart werd aan het eind van de maand het nieuwe ontwerp voor het museum gepresenteerd.
Bouwplaats, kunst en architectuur
Na de sluiting van het Boijmans van Beuningen in 2019 zijn de museumgebouwen verworden tot een bouwplaats. De zalen zijn leeg; wanden zijn gestript, liggen open en zijn ontdaan van asbest. Deze bouwplaats werd voor even weer museum. Voor de tijdelijke openingstelling bedacht conservator Annemartine van Kesteren samen met het Rotterdamse ontwerpbureau Koehorst in ’t Veld een route langs zeven speciaal voor de gelegenheid gemaakte kunstwerken verspreid over alle bouwdelen van het museum. Ieder werk vormde een ‘echo’ van een gebeurtenis uit het verleden. Uit de galm van deze echo’s klinkt de door de kunstenaars gedroomde toekomstmuziek voor Museum Boijmans Van Beuningen.
Op een zonnige zondag trok ik met mijn vrouw en mijn twee zoontjes van 8 en 9 naar het museum. Een provisorische luifel van steigerpijpen begeleidde ons aan de straatzijde naar binnen, waar we een bouwhelm en een plattegrond krijgen uitgereikt. We lopen verder, langs de ingepakte gebogen wand van kunstenaar Richard Serra, waarna mijn jongste zoon ineens zegt: ‘Ik herinner me dat hier ergens een geheime kamer was met van die spiegels en ronde dingetjes op de vloer. Kan dat?’ Ik ben verheugd dat de bijzondere ervaring van de Infiniti Mirror Room – Phalli’s Field van de Japanse kunstenaar Yayoi Kusama kennelijk nog aanwezig is in zijn geheugen.
Even verderop staat we op het drie-gebouwen-punt, waar de ruwe uitgewassen betonnen kolommen van het bouwdeel van Alexander Bodon uit 1972 en de gladde betonnen wanden van de aanbouw van Paul Robbrecht en Hilde Daem uit 2003 samen komen en zicht geeft op de bakstenen wand van het oudste deel van het museum, de vleugel van Ad van der Steur uit 1935. De route vervolgt door deze vleugel. In de ronding van een omhooglopende trap plaatste Kevin Osepa (1994) een stang met gekleurde ‘vacht’ die in wisselende snelheden en richtingen om zijn as draait. Het houdt het midden tussen een dansend monster en een borstel uit een autowasstraat en nodigt uit tot aanraking terwijl we naar boven lopen. Op de wanden van de lege zalen prijken de sierlijke letters van kunstenaarsduo Gijs Frieling (1966) en Job Wouters (1980).
Nog een bijzonder moment beleven we in de grote tentoonstellingszaal van Bodon waar we ooit de reusachtige drollen van kunstenaarscollectief Gelatin bekeken. Kunstenaar Melanie Bonajo (1978) heeft er orgaanvormige ligkussens neergelegd en doeken opgehangen. Op een groot projectiescherm is haar film ‘When the body says Yes’ te zien. Op het scherm glibberen talloze naakte lichamen langs elkaar heen. Billen, piemels, borsten, maar ook lichamelijke afwijkingen en littekens komen prominent in beeld. Sommige mensen werpen een blik en lopen gegeneerd door. Ikzelf voel ook wat ongemak, mijn zoons kijken zonder enige gêne naar de film.
Weer beneden duwt een oorverdovende met lucht gevulde kleurenwolk van Adrianus Kundert (1990) mijn vrouw en mij de straat op, terwijl onze zoons worden opgeslokt door een springkussen. Dronken van geluk keren we huiswaarts. We zijn weer even herinnerd aan de unieke kwaliteit van het Boijmans: de voeling voor een nieuwe generatie kunstenaars en de kunde om ruimte en kunst prikkelend tegenover elkaar de zetten.
Perspectief op de toekomst
De grote afwezige tijdens de maand juni, was het perspectief op de toekomst van het museum. Volgens de laatste berichten van bijna een jaar geleden paste het toenmalige plan niet binnen het budget, lag er een nieuw voorlopig ontwerp op de tekentafel bij Mecanoo en stond de geplande heropening in 2029 onder druk. Het Henket paviljoen kreeg tamelijk onverwachts de status van Rijksmonument en moest toch behouden blijven en er dreigt een rechtszaak van Robbrecht en Daem tegen de sloop van het door hen ontworpen bouwdeel.
Op 28 juni kwam het perspectief dan toch in de vorm van een mededeling. Tijdens een persconferentie werd er gemeld dat het gat in het budget grotendeels is gedicht door een bijdrage van 80 miljoen euro van Stichting Droom en Daad en werd er een nieuw ontwerp onthuld, of althans drie beelden ervan.
De hoofdentree bevindt zich straks aan een verdiept plein in het buitenhof. Het binnenhof krijgt een dak, zodat daar multifunctionele binnenruimte ontstaat. In de tekstuele toelichting valt tevens te lezen dat er een extra ingang vanuit het Museumpark is voorzien, via het Henket Paviljoen.
Het 21 jaar oude Robbrecht en Daem bouwdeel is nog altijd het kind van de rekening. Door het te slopen wordt de voorgevel van de Bodon-zaal weer ‘in ere hersteld’ en ontstaat er naast de Bodon-zaal een inrit voor vrachtwagens om te laden en lossen.
Tegelijkertijd lijkt het alsof het herstellen van de Bodon-zaal zich beperkt tot het zichtbaar maken van de gevel aan de straatzijde, want aan de overige zijden is dit bouwdeel nog steeds volledig omkranst door bebouwing. En wie goed op de vogelvlucht impressie kijkt, ziet dat er zelfs aan de achterzijde, tegen de enige nu nog zichtbare gevel van de Bodon-zaal, een nieuw en verhoogd bouwvolume bijkomt. Wat er aan de straat verdwijnt, komt er aan de achterzijde dus weer bij.
Een tweede beeld toont het zicht vanaf straatniveau. De bouwdelen Bodon, van der Steur en het Depot staan keurig op een rij. Ook is de bestaande onderdoorgang naar het entreeplein te zien. Het nieuwe logistieke centrum is tactisch van de linker zijde van het beeld afgesneden.
Wethouders Saïd Kasmi (cultuur) en Maarten Struijvenberg (financiën), Boijmans directeur Ina Klaassen en architect Francine Houben poseerden tijdens het persmoment trots met de derde en meest iconische rendering. Niet van een nieuw gebouw, maar van het verdiepte plein onder het buitenhof. Deze wordt bereikt via een grote, met natuursteen beklede, rondlopende trap. Deze trap lijkt een verwijzing naar de ronde trappen die Van der Steur ontwierp voor de oude entreehal van het museum.
Jas en lichaam
Het nieuwe ontwerp van Mecanoo is helder, ingetogen en netjes. Tevens voldoet het aan de door de gemeente gestelde uitgangspunten, aldus het persbericht. Die betreffen het maken van een gastvrije entree, het verbeteren van de logistiek en de routing, het in ere herstellen van de monumentale bouwdelen en het verbinden van het museum met de stad en het Museumpark.
En precies daar wringt de schoen. Ik kan die brave uitgangspunten namelijk niet rijmen met de eigenwijze ervaring die Snakken naar Boijmans een maand lang heeft geboden. Een paar voorbeelden: Bij het maken van die gastvrije entree wordt steeds benadrukt dat die, gezien de geambieerde toename van het aantal bezoekers, erg ruim moet zijn. Dit terwijl er in juli 40.000 bezoekers zonder morren via een provisorische luifel het museum in trokken. Het geambieerde oppoetsen van de monumentale bouwdelen staat in contrast met de rauwe sfeer in de half gestripte tentoonstellingszalen. Het was interessant om naar te kijken en in combinatie met nieuwe, speciaal voor die ruimtes gemaakte kunstwerken gaf het stof tot nadenken. Die kunstwerken werden grotendeels gemaakt door een nieuwe generatie kunstenaars. En over een nieuwe generatie gesproken: onder de bezoekers zag ik opvallend weinig pensionado’s en juist veel jong volwassenen en kinderen.
Snakken naar Boijmans maakte overduidelijk dat de museumorganisatie de oude, rafelige en veelvuldig verstelde jas goed weet te gebruiken om de ervaring van kunst te versterken. Dat de jas niet overal past en hier en daar zelfs schuurt draagt daar alleen maar aan bij.
Het nieuwe plan zet de schaar in deze jas en laat hem reïncarneren als retro maatpak. Maar voor welk ‘lichaam’ wordt dit pak gesneden? Wat staat de vernieuwende en creatieve museumorganisatie te wachten als de renovatie straks voltooid is? Verandert ze in lijn met het nieuwe ontwerp in een op conservatie van kunst en het ontvangen van kunsttoeristen gerichte organisatie?
Om dit te voorkomen lijkt het mij in de eerste plaats noodzakelijk om voortaan elk jaar de verjaardag van museum Boijmans van Beuningen te vieren. Dit biedt de museumorganisatie de kans om nieuwe echo’s ten gehore te brengen, die verleden en toekomst verbinden en spelen met hun relatie. Zo blijft de organisatie in vorm en kunnen kunstenaars steeds reageren op de transformatie die het museum doormaakt. Daarnaast zou je willen dat deze echo’s doorklinken in het debat over de renovatieplannen. De cruciale vraag blijft: hoe belangrijk is het vastleggen van een historisch beeld van het Museum Boijmans Van Beuningen, ten opzichte van het creëren van een vernieuwende museumervaring met kunst die je bijblijft?