Micro-units zijn zo klein dat niet alle woonfuncties binnen de private vierkante meters passen. De consequentie: je woont deels buitenshuis. Hoe werkt het? Andrea Prins vertrok naar Seoul, probeerde het uit en interviewde mensen die al langer zo leven. Deel twee over micro-appartementen.
Toegegeven, ik heb een zwak voor compact wonen. De 65 vierkante meter die elke Nederlander statistisch gezien gemiddeld bewoont, vind ik meer dan ruim. Maar in Seoul is ‘compact’ letterlijk van een andere dimensie. Roof-top studio’s, half-ondergrondse banjiha’s en goshiwon-units zijn tussen de vier en vijftien vierkante meter groot – de gemiddelde woonruimte per persoon in Zuid-Korea bedraagt 35 vierkante meter. Hoe voorkom je dat de wanden op je afkomen? In Seoul worden de benodigde woonfuncties buiten de eigen woning geplaatst. Deze kunstgreep is niet nieuw. In het verleden beschikten complexen met geminimaliseerde woningen vaak over gezamenlijke voorzieningen. Denk bijvoorbeeld aan het beroemde Sovjet-Russische Narkomfin-gebouw ontworpen door Moisei Ginzburg. In het complex waren behalve de minimale (gezins)woningen, collectieve eetzalen, washuizen en clubruimten. Anders dan bij het Narkomfin is deelname aan het collectieve leven vandaag gelukkig op vrijwillige basis. Denk aan de talrijke gemeenschappelijke lounges waarover de nieuwe micro-appartementsgebouwen in Nederland beschikken. In Seoul gebeurt het outsourcen van woonruimte zowel binnen als buiten het woongebouw.
In-house: koken
Een typische goshiwon-unit is met vijf vierkante meter zelfs kleiner dan een eenvoudige hotelkamer. De unit heeft een bed, een schrijftafel met stoel, een kleine kast of kledingrek, een koelkast en bij duurdere accommodaties een eigen douchecel. Om te koken moet je je deur uit, de keuken deel je met de medebewoners. Hoewel ‘keuken’ eigenlijk al een groot woord is voor een ruimte die even klein als een woonunit. Er zijn kookplaten en een magnetron, een waterkoeler/-koker, een spoelbak, eet- en kookgerei, en er is de altijd pruttelende rijstkoker, zodat je steeds vers gekookte rijst kunt pakken. “Vroeger kon je er zelfs instant noedels, kimchi, thee en koffie pakken”, vertelt sommelier Emilie Subra (34). “Na COVID is het aanbod versoberd. Het werd te kostbaar voor de verhuurder om meer dan rijst aan te bieden.” Subra leeft al meer dan zeven jaar in Seoul, waarvan een groot aantal in verschillende goshiwons. Ik ontmoet haar in de keuken, uiteraard dé plek om medebewoners te leren kennen. De keuken is te klein om met z’n tweeën te koken. Maar dat blijkt geen probleem, de meeste mensen gebruiken toch vooral de magnetron; ze kopen kant-en-klare maaltijden. Ik zag ook geregeld mensen die een noedelsoup in een van de vele convenient store kopen, hem daar laten opwarmen en dan ter plekke eten. Bewoners besteden koken en eten als het ware uit. Het wonen ‘versnippert’, schreef onderzoeker Julia van Mende in een artikel over de ruimtelijke herverdeling tussen het private en het publieke domein [1].
Semi-publiek: werken, baden en slapen
Even makkelijk als een convenient store vind je een café in Seoul. Ze zijn er in alle prijscategorieën. Het café als een territoriale uitbreiding van woonruimte is al sinds de tijd van het Wiener Kaffeehaus een oude bekende. Maar anders dan aan tafeltjes gericht op gezelschap, zit je in Seoul veelal naast elkaar aan lange ondiepe tafels met een opstelling die volledig gericht is op werken en facetimen, en waarbij ieders rug gekeerd is naar de anderen. Mensen verblijven urenlang in het café, alleen vergezeld van hun scherm en een drankje. Al snel heb ook ik een café gevonden met een eigen plek waar ik me net zo thuis voel als in mijn goshiwon.
Een echte Koreaanse institutie is het jjimjilbang, het publieke badhuis. Zoals hun Europese evenknieën stammen ook deze badhuizen uit een tijd waarin privéhuizen nog geen badkamer hadden. Nog steeds zijn ze een uitkomst voor hen die in goshiwons met gedeelde sanitaire faciliteiten leven. Maar natuurlijk kun je er ook voor de gezelligheid met vrienden naartoe. In moderne jjimjilbang zijn er voor mannen en vrouwen gescheiden baden van verschillende temperaturen en massageplekken. Daarnaast zijn er gezamenlijk gebruikte fitness-, lounge- en snackruimten.”Veel badhuizen zijn 24 uur open. Ze zijn niet duur, een badhuisbezoek kost rond de 13 euro, en je mag er zo lang blijven als je wilt”, vertelt onderzoeker en docent Florian Liedtke tijdens een videogesprek. Liedtke heeft in Seoul gestudeerd [2]. Hij lacht: “Je kunt er zelfs overnachten wanneer je te lang hebt gefeest.”
Op een namiddag daal ik af naar het souterrain van een gebouw in de buurt van mijn goshiwon waar volgens Google maps een badhuis is. In de lobby krijg ik meteen een menukaart met tamelijk dure vleesgerechten in mijn hand geduwd. Ik zeg dat ik alleen wil baden. De overenthousiaste gastvrouw snelt naar de kassa. Het voelt vreemd. Ik besluit om niet baden en zeg dat ik terugkom – maar dat doe ik niet. Deze uitbreidingsoptie van mijn goshiwon stel ik uit tot mijn volgend bezoek aan Seoul.
In-house: ontspannen
Van een andere orde zijn de collectieve woonruimten die ik tijdens het bezoek van een wooncomplex voor jonge professionals zag. Het complex is onderdeel van het Housing Project for Young People, opgezet en gesubsidieerd door het Seoul Metropolitan Government om het aanbod aan centraal gelegen ‘betaalbare woningen’ te vergroten [3]. De randvoorwaarden zijn strak: woningen zijn uitsluitend bedoeld voor personen onder de 34 jaar, mét een vaste baan, maar met omgerekend maximaal 13.500 € op de bankrekening. De woonduur is begrensd op vier jaar. Elley Choung (28), vastgoedvermogensbeheerder bij een grote bank, laat me haar studio van 32 vierkante meter zien. De collectieve ruimtes voor de bewoners van de 499 studio’s liggen op de eerste verdieping van haar complex. Het wandbord belooft een ‘stress-free zone’: een keuken met eetplek, een mediaruimte om naar video’s te kijken en de healing lounge – een yogazaaltje. “Ik neem niet deel aan het gemeenschapsleven”, zegt Choung, “ik hou van privacy.” Slechts één keer heeft ze de keuken gebruikt voor een feest met vrienden. Een plek in de collectieve ruimte boek je met een app, legt Choung uit. “In de twee jaar die ik hier woon, waren er drie door bewoners georganiseerde kooksessies, er is niet veel belangstelling voor. In dit huisvestingstype verwachten mensen geen actieve gemeenschap.” Het concept, kleine woningen te combineren met collectieve ruimte, is relatief nieuw in Seoul. Vooralsnog lijkt het erop dat de bewoners elders ontstressen. Even terzijde: ook in Nederland lijkt de van buiten ‘opgelegde gemeenschapszin’ bij jongvolwassenen niet goed aan te slaan, zo bleek recentelijk uit een reportage in NRC [4].
Delen als plezier?
Het café als semi-publieke werkplek en micro-studio’s met hippe lounge zones, in Nederland kijkt er niemand meer van op. Er is zelfs een woord voor woonruimte buiten de woning: para-homes [5]. Share the fun, split the rent was de promotieslogan van B’Mine in Amsterdam bij de introductie van het Friends-wonen, een concept waarbij meerdere volwassenen elk een privéruimte annex badkamer bewonen en een woonkeuken delen. Het idee? Samenwonen is leuk, en je bent nog goedkoper uit ook.
Hoe zit het met het gedeelde plezier in Seoul? Zelf geniet ik van mijn para-homes: de minikeuken met rijstgeur en het café tegenover de goshiwon. Ik heb geen last van versnipperd wonen. Denk ik. Tot ik merk dat mijn gedrag verandert. Ik ga namelijk pas naar de keuken als de stappen van medebewoners op de gang zijn weggestorven. Ook in cafés begin ik minder praatjes. Het continu delen van eigenlijk private woonactiviteiten is vermoeiender dan verwacht. Want anders dan bij het Friends-wonen deel je in een micro-unit accommodatie je privaatleven met steeds wisselende vreemden. Om dit vol te houden, moet je goed in je vel zitten. Plezier ziet er anders uit. Deze vermoeidheid is méér dan een individuele reactie. Het zich terugtrekken van menselijk contact kan ook een serieus maatschappelijk probleem worden, denk bijvoorbeeld aan afnemend empathisch vermogen of vereenzaming, met alle gevolgen van dien. Hierin ligt een gevaar, zowel in Seoul als ook in Nederland, mochten goshiwon-achtige units ook hier voet aan de grond krijgen.
Dan de versnippering van het wonen, ook die heeft serieuze maatschappelijke consequenties. Want uiteraard kost het extra geld om buiten de woning te ‘wonen’. Meer nog dan de woningbouw in het algemeen is de micro-unit annex gedeelde voorzieningen een onsmakelijke verstrengeling van huisvesting en profijt, juist over de rug van hen met een kleinere beurs. In Seoul betaal je voor de para-homes buiten de woning, in Nederland gaat het om kleine studio’s met bij het complex behorend shared space. Gedeelde voorzieningen, bijvoorbeeld voor wasmachines en werkplekken, zorgen voor efficiënter ruimtegebruik waardoor wellicht meer woningen op een locatie gerealiseerd kunnen worden, maar ze komen ook met een prijs in de vorm van hoge servicekosten.
Geraffineerd is de branding: het woord ‘studio’ suggereert een artistiek-bohemien onderkomen (terwijl het om een gestandaardiseerde ruimte-met-kitchenette-en-badkamer gaat), sharing speelt handig in op het verlangen naar een leuke gemeenschap. Het maatschappelijke probleem: de gedeelde voorzieningen zorgen juist niet voor kostenverlaging, maar in tegendeel voor verhoging van de woonlasten voor iedere individuele bewoner [6]. Versnipperd wonen is duur. Of anders gezegd: het is een inventief verdienmodel in tijden van wooncrisis. Call it fun, get the profit: dat is nu juist een vorm van compacte huisvesting die we niet nodig hebben.