Wat is de betekenis van thuis voor inheemse volkeren die in de Arctische gebieden wonen? Een ver van mijn bed-show? Niet als je bedenkt dat een deel van het hout dat gebruikt wordt in de Nederlandse woningbouw uit die streken komt. Vincent van Spaendonk las het boek Towards Home / ᐊᖏᕐᕋᒧᑦ / Ruovttu Guvlui.
Towards Home / ᐊᖏᕐᕋᒧᑦ / Ruovttu Guvlui is een publicatie uitgegeven als onderdeel van een kennisuitwisselingsproject onder dezelfde naam. Het is een indrukwekkend en multidimensionaal project. Onder redactie van Joar Nango, Taqralik Partridge, Jocelyn Piirainen en Rafico Ruiz graaft het boek diep in de culturele, geografische en spirituele wortels van inheemse gemeenschappen in de noordelijke regio’s van de wereld. Als collectieve onderneming geleid door Inuit-, Sámi- en settler-co-redacteuren, wordt verkend hoe deze gemeenschappen hun eigen ruimtes creëren en vormgeven ondanks de koloniale grenzen die hen scheiden. Het boek ontvouwt zich als een rijk mozaïek van essays, interviews, kunstwerken, foto’s en persoonlijke verhalen die samen een veelzijdig beeld schetsen van de ervaringen en perspectieven van haar bijdragers. De publicatie uitgegeven door Valiz in samenwerking met het Canadian Centre for Architecture (CCA) en Mondo Books nodigt daarmee uit tot reflectie op wat ’thuis’ betekent vanuit een indigeen perspectief; niet alleen als fysieke ruimte, maar als een fundamenteel onderdeel van identiteit, spiritualiteit en cultuur.
Het boek, geschreven in het Engels, Inuktitut en Noord-Sámi, benadrukt de diversiteit en rijkdom van inheemse culturen door taal niet slechts als communicatiemiddel te presenteren, maar als een levend erfgoed. De drie verschillende talen staan tegelijkertijd of om beurten op de pagina’s, wat het gevoel van inheemse culturele rijkdom en diversiteit versterkt. Dit werk is dus niet slechts een intellectuele oefening en biedt meer dan simpele vertalingen, het toont hoe diepgeworteld de verbinding is tussen woorden en de manier waarop inheemse gemeenschappen hun wereld en omgeving ervaren en duiden. Om deze diepgang te benadrukken, bevat het boek een zorgvuldig samengesteld lexicon waarin termen in alle drie de talen worden uitgelegd en toegelicht, waardoor de complexiteit en rijkdom van inheemse wereldbeelden op een toegankelijke manier worden belicht. Towards Home is een zorgvuldig en krachtig visueel vormgegeven publicatie, waarbij tekst en beeld elkaar harmonieus aanvullen. De noordelijke regionen van onze wereld worden tastbaar door reproducties van schilderingen, schetsen en fotografie die samen een sterke atmosfeer van plaats en context scheppen. De grafische vormgeving weerspiegelt daarbij de gelaagdheid van de inhoud en biedt een tactiele ervaring van de thema’s die centraal staan in de bijdragen van inheemse architecten, kunstenaars en wisdom keepers.
Het boek is opgebouwd uit drie thematische hoofdstukken – Home, Land en Future – en biedt daarmee een helder kader tot het onderzoeken van de vraagstukken, problematiek, en uitdagingen waar hedendaagse inheemse gemeenschappen voor staan. Het verkent onder meer hoe identiteit en verbondenheid met het land worden behouden en vormgeven binnen de context van oprukkende verstedelijking en snel veranderende dynamieken van oorspronkelijke leefomgevingen, veroorzaakt door kolonialisme – massale houtkap en intensieve mijnbouw in het Noorden. De thema’s worden diepgaand onderzocht, waarbij de diverse bijdragen een nauwgezet en genuanceerd beeld geven van inheemse perspectieven op plaats en ruimte.
In het hoofdstuk Home ontdekken we dat inheemse perspectieven op thuis veel verder gaan dan enkel het fysieke of tastbare. Voor veel inheemse gemeenschappen vormt de relatie met hun leefomgeving een dynamisch geheel van spirituele, culturele en ecologische elementen. Vanuit het perspectief van de Sámi en Inuit betekent ‘thuis’ dus vooral een verankering in landschappen en relaties, zoals blijkt in het essay In the Land of Yellow and Red van Liisa-Rávná Finbog. Inheemse concepten waarin cyclische, meer-dan-menselijke waarden centraal staan, botsen vaak met westerse, lineaire opvattingen van tijd en ruimte. Finbog pleit voor een herwaardering van de siida, een traditioneel samenlevingsmodel dat de kern vormt van Sámi-samenwerking. Deze structuur, oorspronkelijk gebouwd rond rendierhouderij en jacht, functioneert als een sociaal, economisch en cultureel netwerk waarin wederzijdse steun en collectieve verbondenheid cruciaal zijn. Dit samenwerkingsverband vormt een typologie zonder vaste architectonische structuren en biedt in plaats hiervan een flexibel samenlevings-netwerk dat vanuit nomadisch gedachtengoed voortdurend beweegt met de ritmes van landschap en natuur. Contrasterend met koloniale begrippen van ‘thuis’ – een individualistisch, statisch construct gemaakt door de mens – zijn de siidat niet louter fysieke plaatsen; ‘thuis’ is metaforisch en verweven met een dynamische structuur van gedeelde herinneringen, tradities en spirituele verbondenheid met het landschap.
Het hoofdstuk Land breidt deze inzichten uit en biedt een breder perspectief op de verbinding tussen mens en omgeving, bespreekt hoe relaties met het land een gevoel van thuis vormen, en stelt eigendom ter discussie ten gunste van rentmeesterschap en wederzijds respect. In Returning to Nature heroverweegt Johanna Minde de hedendaagse relevantie van traditionele Sámi-ambachten (duodji) in het licht van actuele vragen over menselijke interventies in de natuurlijke omgeving: deze praktijken brengen niet alleen functionele objecten voort, maar dragen ook verhalen en ecologische kennis die hun diepgewortelde relatie tot het landschap weerspiegelen en Sámi-identiteit vieren en versterken. Het door Minde beschreven voorbeeld van het oogsten van glinsterend mica-steen om te verwerken in kleding en objecten, illustreert deze verbondenheid. Het essentiële principe hier is om enkel datgene te nemen wat nodig is, terwijl men iets overlaat voor een volgende keer. Dit minimale ingrijpen in de natuurlijke omgeving – het achterlaten van nauwelijks een spoor – biedt een krachtige les in duurzaamheid en wederkerigheid waar we als ruimtelijke ontwerpers flink van wat kunnen leren. Het roept op tot een hernieuwde waardering van landschappelijke verbondenheid waarin we – naar voorbeeld van inheems nomadische gedachtengoed – bouwen met aandacht voor klimaat, landschapskenmerken, en lokaal beschikbare materialen om zo min mogelijk permanente sporen achter te laten.
De toekomst van inheemse culturen binnen een wereld die nog steeds door koloniale waarden wordt beheerst, vormt tot slot het thema van het hoofdstuk Future. Hierin ligt de nadruk op onderzoek, educatie en artistieke praktijken als middelen om inheemse culturen en identiteiten te versterken, niet alleen in het hoge Noorden, maar ook in stedelijke omgevingen in het ‘Zuiden’. Nicole Luke bespreekt in Towards Indigenous-Led Architecture over het belang van Inuit-geleide architectuur voor de toekomst van de Inuit-Homelands in Canada. Ze bekritiseert het gangbare idee dat de Arctische regio een ‘leeg canvas’ is voor koloniale architectonische experimenten en natuurlijke extractie, terwijl het land voor Inuit juist een bron van culturele en spirituele betekenis is. Luke pleit voor een gemeenschapsgerichte en duurzame architectuur, die gegrond is in Inuit-waarden en traditionele kennis. Ze benadrukt ontwerpen die de gemeenschap respecteren en actief betrekken, en moedigt jonge inheemse architecten aan om traditionele technieken en ambachtelijke vaardigheden te integreren in hun werk. Deze benadering werd verder onderzocht in de workshopserie Futurecasting: Indigenous-led Architecture and Design in the Arctic (als onderdeel van het bredere Towards Home kennisuitwisselingsproject) waarin negen jonge inheemse architecten en ontwerpers bijeen kwamen om te onderzoeken hoe inheemse architectuurpraktijken kunnen bijdragen aan taalbehoud, culturele continuïteit en een toekomst in harmonie met het land.
Een tekst die tussen de andere uitspringt in al haar eenvoud is het essay Greedy For Fish Eggs van Jen Rose Smith waarin een andere kijk wordt geboden op diepgewortelde praktijken die voor niet-inheemse mensen alledaags kunnen lijken. Ze beschrijft uiterst gevoelig hoe haar moeder een zalm fileert, zout en rookt – een handeling die niet alleen om het bereiden van voedsel gaat, maar vanuit inheems perspectief ook generaties aan kennis en verbondenheid met het landschap weerspiegelt. De vis is niet zomaar een product dat ze in de winkel koopt, maar maakt onderdeel uit van hetzelfde landschap dat ze zelf bewoont. Binnen een gedeeld ecosysteem wordt het leven van de vis genomen om zichzelf – de mens – te kunnen voeden; een beschouwing als deze vereist daarom een andere benadering in de bereiding en consumptie van het vlees: een van compassie, waardering en respect. Het verhaal van Smith’s moeder legt daarmee subtiel de kloof bloot tussen westerse, utilitaire beschouwingen van landschap enerzijds en holistische, inheemse visies anderzijds – waarin het land niet slechts iets is om te bewonen of te gebruiken, maar iets waarvan we onderdeel uitmaken en onlosmakelijk mee verbonden zijn. Deze spanning wordt voelbaar wanneer een westerse buurman, vanuit een bijna ontwapenende naïviteit, aan Smith’s moeder vraagt welke instellingen hij het beste kan gebruiken voor zijn elektrische rookkast. Waar de buurman zijn aandacht richt op de machine, richt haar moeder zich op de vis.
Een bijzonder opvallend aspect van het boek is de manier waarop het project zichzelf positioneert in de bredere discussie over kennisuitwisseling binnen de architectuur en de dominante rol die niet-inheemse deelnemers aannemen in dit gesprek. In de inleiding wordt duidelijk gemaakt dat sommige stemmen bewust niet zijn uitgenodigd om deel te nemen aan het gesprek dat zal volgen in het boek – waarmee overduidelijk wordt gedoeld op westerse perspectieven. Dit is een bewuste keuze, voortkomend uit een anti-koloniaal sentiment dat het (terecht) noodzakelijk acht om ruimte te creëren voor inheemse stemmen zonder dat deze worden overschaduwd door de vaak dominante westerse perspectieven. Dit is een belangrijk en soms confronterend aspect van de publicatie, die de lezer uitdaagt om na te denken over hun eigen positie in deze discussies.
Toch biedt Towards Home ruimte voor dialoog en uitwisseling. Een krachtig voorbeeld hiervan is de conversatie rond Joar Nango’s Girjegumpi, een nomadische bibliotheek die fungeert als een veilige ruimte voor inheemse kennis en cultuur, maar die ook openstaat voor uitwisseling met niet-inheemse bezoekers en perspectieven. Nango’s bibliotheek is niet alleen een plek om te leren, maar ook om actief deel te nemen aan een gesprek, wat het project een unieke en waardevolle bijdrage maakt aan de bredere discussie over Inheemse soevereiniteit en culturele expressie; het is een uitnodiging – alsook een uitdaging – tot vertellen, luisteren, uitwisselen en wederzijds begrip. Het nomadische project landde in 2023 in het Nordic Pavilion tijdens de 18e Architectuur Biënnale van Venetië. De architectonische confrontatie tussen Sverre Fehns abstracte modernisme en de houten constructies van Girjegumpi, bedekt met kleurrijk textielwerk en rendierhuiden, fungeerde als krachtig symbool voor de geambieerde plaats van inheemse perspectieven in het internationale architectuurdiscours.
Op vergelijkbare wijze biedt dit boek een belangrijk platform voor inheemse ontwerpers en denkers – die vaak in stedelijke omgevingen ver van hun voorouderlijk landschappen leven – om hun identiteit te uiten en te versterken. De verschillende bijdrage in het boek getuigen van een fluïditeit van disciplines en sterk creatief-denkvermogen. Het proces van ‘maken’ is daarbij een inherente kwaliteit van inheemse gemeenschappen, geboren uit een generaties lange manier van (over)leven in het landschap; een kwaliteit die wordt gecultiveerd in artistieke praktijken. Door het belichten, uitleggen en tentoonstellen van inheemse ervaringen en perspectieven, roept deze publicatie haar lezers op om na te denken over hun eigen begrip van thuis en de steeds complexere relatie tot het landschap.
Towards Home / ᐊᖏᕐᕋᒧᑦ / Ruovttu Guvlui is daarom meer dan een publicatie, het is een uitnodiging tot reflectie en dialoog. Het is een boek dat de grenzen van wat we verstaan onder architectuur uitdaagt en uitbreidt – niet alleen als fysieke, maar ook als sociale en culturele praktijken. Het project vormt een krachtig pleidooi voor het belang van inheemse perspectieven in de manier waarop we ruimte, plaats en identiteit begrijpen, en biedt waardevolle inzichten die zowel diepgaand als emotioneel resoneren. Dit is een boek dat niet alleen gelezen, maar ook gevoeld moet worden.