Feature

Nieuwe logistieke landschappen

De ontwerpopgave van logistiek heeft jarenlang ten onrechte in de schaduwkant van de ruimtelijke ordening gestaan. Ook veel architecten halen er hun neus voor op. Toch liggen er nu complexe en urgente opgaven voor ruimtelijke professionals. Dozen-bashen en zuchten bij Black Friday haalt weinig uit. Net als andere elementen die onze manier van leven mogelijk maken, zoals windmolens, moeten we ook leren leven met logistieke hallen in het landschap en er goede alternatieven voor ontwerpen. Want dat het beter kan, laten voorbeelden uit het buitenland zien.

Bouwmaterialendorp, Brussel / architectuurplatform terwecoren verdickt / foto Filip Dujardin

Bouwmaterialendorp, Brussel / Architectuurplatform Terwecoren Verdickt / foto Filip Dujardin

Sinds de verdediging van mijn proefschrift Landscapes of Trade eind mei van dit jaar, krijg ik met een zekere regelmaat nog steeds foto’s toegestuurd van mensen die op vakantie een groot en bijzonder distributiecentrum (DC) zijn tegengekomen. Een collega vond deze zomer een DC met militaire camouflagevlekken aan de voet van de Alpen. Dit exemplaar had niet misstaan in de uitzending van Arjen Lubach deze zomer waarin hij visueel gepimpte hallen presenteerde in het item ‘en nu is het afgelopen!

De ‘verdozing’ van het landschap is een ongemakkelijk en gepolariseerd dossier. Het logistieke complex, bestaande uit infrastructuur en distributiecentra, kan niet ongebreideld doorgroeien in een dichtbevolkt land als Nederland, zeker nu er ook voor zoveel andere zaken urgent ruimte en personeel nodig is. Tegelijk kunnen we als samenleving niet verwachten dat je kunt wonen in een 19e-eeuws landschap met de gemakken van de 21e eeuw. Kijkend naar de toekomst kunnen we zelfs een aanzienlijke groei van logistieke centra verwachten; de uitgesproken ambitie van de Europese Unie om uiterlijk in 2050 een circulaire economie tot stand te hebben gebracht waarbij het onder meer gaat om het recyclen van materialen en repareren van producten, vraagt extra ruimte voor opslag en verwerking.
De rol van beleidsmakers, beleggers en de consument komen bij verdozingsvraagstukken regelmatig aan bod, terwijl die van de ontwerpers vaak onbenoemd blijft. Maar wat zouden ontwerpers kunnen doen? Op dit moment ontbreekt er in ieder geval nog een ontwerptraditie voor twee typen logistieke omgevingen: duurzame logistieke landschappen, en hoogstedelijke logistieke ‘hutspots’.

Chapelle International, Parijs / A26 architects / foto auteur

Chapelle International, Parijs / A26 architects / foto auteur

Duurzame logistieke landschappen

Door verschillende factoren heeft Nederland zich de afgelopen decennia ontwikkeld tot distributieland. De maakindustrie in Europa verplaatste zich naar andere delen van de wereld waar personeel en grondstoffen goedkoper waren, Nederland profiteerde hiervan door de strategische ligging en goede infrastructuur. Met als gevolg ‘Nederland Distributieland’: het logistiek complex groeide in de afgelopen 40 jaar met een factor vier, de afmeting van een gemiddeld DC verdrievoudigde in de afgelopen 15 jaar!
Nu Europa niet alleen inzet op een circulaire economie maar ook een industriepolitiek voert die moet leiden dat meer maakprocessen weer in Europa gaan plaatsvinden, zullen we in Nederland rekening moeten houden met grote hubs voor geautomatiseerde overslag en hubs voor opslag en verwerking van materialen.

Hubs voor opslag en verwerking van materialen liggen bij voorkeur aan het water. In stedelijk gebied is het daarom belangrijk om tegen de trend in, transformatie van industriële locaties naar aantrekkelijke woningbouwlocaties te voorkomen. Dit is noodzakelijk omdat anders veel circulaire doelstellingen niet worden gehaald. Echter, doordat de stad steeds meer verdicht, kunnen wel (hogere) ruimtelijke kwaliteiten worden verwachten op en van deze logistieke plekken. De stad Brussel heeft een inspirerende strategische beslissing durven nemen met het bouwmaterialendorp, ontworpen door Architectuurplatform Terwecoren Verdickt. Het is een project dat uitstraalt dat een dergelijke functie thuishoort aan het kanaal in het centrum.

Grootschalige logistiek is geen publieksfavoriet maar door intensiever en multifunctioneel gebruik kunnen deze gebouwen wel duurzamer worden: de schaarse ruimte wordt beter benut. Het nog te ontwikkelen Greendock in Gennevilliers (Goodman & Haropa Port) biedt naast een vierlaags DC met kade voor binnenvaart aan de Seine ook ruimte voor tuinbouw op het dak. Ook met slim ontwerp van de openbare ruimte kan logistiek worden ingepast, zo worden circa 100 supermarktfilialen van Franprix in centrum Parijs nu via binnenvaart bevoorraad via een kleine containerterminal op de kade nabij de Eiffeltoren. Na een uurtje laden en lossen klappen de hekken open en is de promenade weer beschikbaar om te flaneren.
Ook in Nederland zijn er initiatieven voor nieuwe logistieke landschappen aan het water, zoals Port of Zwolle en havennetwerk Fryslan. Recent is cityhub CTPark Amsterdam opgeleverd, een ontwerp van Convex architecten, waar ook led-vertical farm Growy sinds dit jaar in zit, en zijn er plannen voor Harbour Hub Utrecht naar ontwerp van Heembouw.

CTPark Amsterdam / Convex architecten / foto auteur

CTPark Amsterdam / Convex architecten / foto auteur

Logistieke ‘hutspots’

Circulaire activiteiten zoals reparatie, refurbishing en recycling kunnen in de toekomst best plaatsvinden in bestaande logistieke loodsen, maar zeker niet altijd. Om gebruik te kunnen maken van retourstromen van consumenten en stedelijke bedrijven, en om toegang te hebben tot de gekwalificeerde werknemers die nodig zijn voor reparatie, is nabijheid van de stad van groot belang. Omdat ruimte hier extra schaars is lijkt functiemenging in logistieke ‘hutspots’ de oplossing.

Hoogstedelijke gemengde gebouwen met een logistieke functie waren in de naoorlogse periode kort populair, daarna werden verschillende functies met het oog op efficiëntie al snel in gescheiden gebouwen gestopt. In Rotterdam staat nog steeds het bekende acht verdiepingen tellende Groothandelsgebouw, met onder meer kantoren en magazijnruimtes voor midden- en kleinbedrijven, een theater, een café en destijds ook woningen. Het gebouw is een voorbeeld voor de inpassing van een logistieke gebouw in stedelijke weefsel, maar ook een voorbeeld hoe logistieke panden lang mee kunnen gaan, net als de Spaanse Kubus. Ter vergelijking, een standaard DC staat er soms minder dan 20 jaar en als alles mee zit zo’n 40 jaar, na die tijd is het pand afgeschreven en zijn de eisen die de huurders stellen veranderd.

Chapelle International, Parijs / A26 architects / foto auteur

Chapelle International, Parijs / A26 architects / foto auteur

Gelukkig komt het type project als het Groothandelgebouw langzamerhand weer terug in het straatbeeld. In Frankrijk, Verenigd Koningkrijk, Zwitserland en België wordt door publiek opdrachtgeverschap (die een andere tijdshorizon hebben dan de meeste conventionele logistieke opdrachtgevers) steeds meer geëxperimenteerd met vormen van stapeling en functiemenging van logistieke en industriële activiteiten met andere stedelijke functies. Inspirerende voorbeelden zijn onder andere in Parijs het ‘logistieke hotel’ Chapelle International (A26 architects) waar online winkels een ruimte kunnen huren voor de organisatie van hun last mile. Deze hub wordt gecombineerd met woningen, sportfaciliteiten, een school en kantoren.

In de eveneens in Parijs gerealiseerde stadshub Entrepot Macdonald (ontwerp door o.a. Floris Alkemade) zijn magazijnen, parkeergarages, kantoren, cafés, restaurants, een ov station, scholen en woningen samengebracht in een bijna 620 meter lang gebouw. In Londen investeerde een deelgemeente in gestapeld bedrijfsverzamelgebouw Industria, waar bestelbusjes via een wokkel naar boven kunnen rijden (ontwerp Haworth Tompkins). Hosoya Schaefer ontwierp in Zwitserland, waar bouwlocaties zeer schaars en duur zijn, het gestapelde maakgebouw Techcluster Zug. En Ikea realiseerde in het centrum van Wenen een winkel en afhaalpunt gecombineerd met een hostel en een openbaar dakterras (ontwerp querkraft architekten)

Ook in Nederland worden heel voorzichtig de eerste gestapelde distributiecentra gerealiseerd (o.a. de tweelaagse DC van DSV in Venlo) en ontwerpen gemaakt voor logistieke functiecombinaties met MKB-units, of sportvelden op het dak en woningen eromheen, zie het ontwerp voor de recente Smart Urban Mix in Veldhoven door Fabrications. De uitvoering van ‘hutspots’ in Nederland laat echter nog op zich wachten, mogelijk door complicaties in bestemmingsplannen die op bedrijventerreinen geen functiemenging toestaan. Maar ook het lef dat nodig is voor dergelijke grote lange termijn investeringen ontbreekt (nog) in Nederland.

Entrepot Macdonald, Parijs / ontwerp door o.a. Floris Alkemade / foto auteur

Entrepot Macdonald, Parijs / ontwerp door o.a. Floris Alkemade / foto auteur

Logistieke mindset

Net als in de tijd van de iconische Van Nellefabriek zoekt men nu – in tijden van schaarse grond en personeel – ook naar antwoorden op de vraag hoe je productiewerk een aantrekkelijk gezicht kan geven in de stad, en hoe men prettige werkomgeving kan realiseren met onder andere voldoende daglicht. Ook is ouderwetse trots op de eigen productie iets wat weer opnieuw relevant kan worden bij een circulaire economie en dat zich zou kunnen manifesteren in de architectuur. Daarnaast zijn er nu ook wezenlijk andere waarden belangrijk geworden. De integratie en fatsoenlijke huisvesting van arbeidsmigranten waar het Nederlandse logistiek-industrieel complex grotendeels op draait, is bijvoorbeeld echt geen linkse hobby. Personeelsgebrek is namelijk een enorm probleem in de logistiek, en dan moet het meeste circulaire werk nog beginnen. Werknemers uit Polen en Hongarije gaan steeds vaker terug naar hun thuisland omdat de economie daar ook lekker draait. Wil het Nederlandse logistiek-industriële complex een toekomst hebben dan zal zij ook aantrekkelijker moeten worden als werkgever. Veel van huidige oplossingen voor huisvesting van arbeidsmigranten vallen niet onder dat label (zie het recente afstudeeronderzoek naar de huisvesting van arbeidsmigranten door Divya Agarwal).

Circulariteit vraagt ook om kennis en vaardigheden – niet iedereen kan duurzame consumptiegoederen ontwerpen, (her)produceren en repareren. De vestigingslocatie in nabijheid van geschoold personeel en de ruimtelijke kwaliteit worden daarom belangrijker in het plannen en ontwerpen van logistiek-industriële gebouwen. Overheden kunnen eisen stellen aan en de condities scheppen voor nieuwe logistieke landschappen en ‘hutspots’. Hogere kwaliteit is vaak complex en niet gratis: biodiverse en ruimte-intensieve oplossingen hebben vaak alternatieve regelgeving en publieke investeringen nodig. Overheden kunnen daarnaast investeren in kennisnetwerken die zich met dit onderwerp bezighouden. Planners zullen meer onderscheid moeten maken tussen stedelijke en perifere logistiek, en voorbij de eenheidsworst. De eerste kan aantrekkelijk gestapeld, gemengd en geïntegreerd worden in de stad. De tweede kan gedreven worden door sterke robotisering die nodig is bij het verwerken van grote volumes materialen of producten in standaardcontainers en gecombineerd worden met natuur of agro business, zoals bij Agrotopia in Kortrijk (Van Bergen Kolpa architecten).
Voor beide opgaven liggen kansen voor ontwerpers om nieuwe typologieën te ontwikkelen. Naast experimenteren wordt van ontwerpers echter ook een logistieke mindset gevraagd, gebruik makend van de standaardisering en herhaling van succesvolle oplossingen, zodat oplossingen schaalbaar worden en daarmee goedkoper en zo een alternatief ruimtelijk investeringsproduct. Voorbeelden in het buitenland laten zien dat het kan, een aanlokkelijk 21e eeuws logistiek landschap voor een 21ste eeuwse levensstijl.

Enkele gerelateerde artikelen