Nieuws

In memoriam Umberto Barbieri (1945-2025)

Umberto Barbieri heeft ontegenzeglijk veel invloed gehad op de Nederlandse architectuurcultuur, als auteur, als architect, als docent, en als bemiddelaar. Zijn goede vriend en oud-collega Jo Coenen reflecteert op het leven van Umberto, zijn bijdrage aan het architectuurdiscours en beschrijft de belangrijke rol die Umberto in zijn leven heeft gespeeld.

In memoriam Umberto Barbieri - Jo Coenen

Diner na de inleidende lezing van Umberto Barbieri op de Politecnico di Milano ter gelegenheid van de presentatie van de monografie van Jo Coenen door Edilstampa / Milaan (December, 2015) / van links naar rechts: Denise Houx, Alberto Alessi, Marlies en Jo Coenen, Domizia Mandolesi, Umberto Barbieri, Fabrizia Berlingieri

Geboren als telg uit een familie van intellectuelen, groeit Umberto Barbieri op in de streek rond het Lago del Garda, Italië. Op jonge leeftijd, ontmoet hij een Amsterdamse dame. Ze worden verliefd op elkaar, trouwen en in 1970 verhuizen ze samen naar Nederland, Umberto was toen vijfentwintig jaar oud. De (werktuigbouwkundig) ingenieurs die hij eerder tijdens het werken in Italië ontmoette, inspireren hem om zich na aankomst in Nederland in te schrijven voor een opleiding aan de Technische Universiteit in Delft. De  keuze valt op architectuur omwille van  zijn interesse in literaire en historische verhandelingen. Gedurende zijn studie ontmoet hij enkele eveneens belezen studiegenoten, samen volgen ze gretig de ontwikkelingen van het Europese architectuurdiscours en is hij betrokken bij verschillende redacties als het studentenblad B-Nieuws, Wonen TABK, Dutch Art + Architecture Today en Plan waar hij zich sterk maakt voor onderwerpen met een historische en sociaal-maatschappelijke context en een focus op de culturele waarden van de architectuur, waarden zoals die vanaf de jaren 1968 in het roerige studentenklimaat in Parijs, Berlijn en Milaan beleefd werden.

Onder protest van Aldo van Eyck, studeert Umberto samen met Cees Boekraad in 1981 af aan de leerstoel van Jaap Bakema. Het afstudeerwerk, ’slechts’ een bundeling wetenschappelijke architectuurkritieken, voldoet volgens Van Eyck niet aan de voorwaarden voor afstuderen mede door het ontbreken van een ontwerp. De bundel essays die de cultuur van de architectuurbeoefening historisch en politiek kritisch beschouwt, wordt een jaar later uitgegeven bij de Socialistische Uitgeverij Nijmegen onder de titel Kritiek en Ontwerp-Proeven van architectuurkritiek. De publicatie blijkt de basis te zijn voor Umberto’s verdere carrière waarin hij, gezegend met een scherp geheugen en analytisch vermogen, zal uitblinken door zijn kennis van de geschiedenis en nieuwe verbanden weet te leggen tussen de gangbare bouwcultuur, stedenbouwkundige ontwikkelingen, en de bredere politieke context. Met zijn charmante verschijning, verzorgde outfit en eeuwige sigaar, weet hij zijn collega’s en menig student te inspireren en hen te doordringen van de culturele, historische en politieke lading van het stadsontwerp en haar bijzondere gebouwen.

Terwijl in Nederland de formele architectuurgeschiedbeschrijving van architecten en gebouwen hoogtij vieren en architectuurkritiek in Nederland in haar kinderschoenen staat, articuleert Umberto zijn visie, verrijkt met de diepgaande, theoretische architectuurcultuur en -kritiek zoals die aan  Italiaanse universiteiten wordt gedoceerd, luid en overtuigend. Al vroeg tijdens zijn studie neemt hij deel en maakt kennis met de Milanese architectuurscene van Ernesto Rogers, Gio Ponti en hun ‘opvolgers’ Vittorio Gregotti, Aldo Rossi, en Giorgio Grassi. Het zal zijn verdere carrière en denkbeelden over architectuur en de stad blijvend beïnvloeden.
Samen met redacteuren als Francesco dal Co, schrijft Umberto over een breed scala aan onderwerpen voor internationale tijdschriften als de Casabella, Lotus International, Abitare, en Architecture d’ Aujourd’hui, en duidt hij nieuwe stromingen zoals de Italiaanse na-oorlogse architectuurstroming La Tendenza. In 2002 wordt Umberto gevraagd het nawoord te schrijven voor de Nederlandse heruitgave van het reeds in 1966 verschenen boek van Aldo Rossi, L’architettura della città, een boek dat evenals publicaties van Rem Koolhaas, Collin Rowe en Robert Venturi en Denise Scott Brown, de architectuurwereld op opmerkelijk nieuwe sporen zette door het modernisme ter discussie te stellen.
Bijna wekelijks pendelt hij tussen Amsterdam en Milaan. De vriendschap met Aldo Rossi en Giorgio Grassi leidt ertoe dat hij in 1988 in Amsterdam een architectenbureau opricht om hen als lokaal architect in Nederland de noodzakelijke ondersteuning te kunnen bieden bij hun opmerkelijke projecten. Vele bestuurders, opdrachtgevers en collega-ingenieurs herinneren zich nog steeds Umberto’s sprankelende inzet bij langdradige vergaderingen.

In Nederland brengt Umberto het werk van Rossi en Grassi onder de aandacht door exposities te organiseren over hun werk. Het trekt de aandacht van invloedrijke politici, beleidmakers en bestuurders. Umberto wordt dé ambassadeur voor deze ‘nieuwe’ stroming binnen de Nederlandse architectuur, terwijl hij tegelijkertijd het bijzondere belang van de historische dimensie binnen de Nederlandse architectuur en planning benadrukt. Samen met enkele collega-critici groeit hij, mede door zijn scherpe commentaren in talloze jury’s en adviescommissies, uit tot een toonaangevende autoriteit van zijn generatie.

Enkele persoonlijke notities 

Umberto heeft een belangrijke, ondersteunende rol gespeeld in mijn leven en carrière. Ik ontmoette hem op de Academie van Bouwkunst in Tilburg waar wij beide les gaven. Umberto hielp bij mijn inzending voor die allereerste Biënnale in Venetië in 1980 waar, onder curatorschap van Paulo Porthoghesi, vorm werd gegeven aan de verbeelding van een nieuw architectuurdiscours middels de Strada Novissima in Arsenale en het drijvende theater van Aldo Rossi op het water van Venetië.
Hij hielp mij bij het ontwerpen van de nieuwbouw van de Faculteiten van de Medische- en Gezondheidswetenschappen voor de Universiteit van Maastricht. Het startsein vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap bleef uit, maar dankzij Umberto’s doortastende bemiddeling werd mij ter compensatie de stedenbouwkundige- en architectonische inpassing van de faculteiten in de binnenstad gegund. Kort daarop volgde de opdracht voor het ontwerpen van een nieuwe wijk in Maastricht. Ook hier bracht hij raad en daad, en zo maakten we uiteindelijk samen de stedenbouwkundige basis voor het masterplan Céramique. De start van de transformatie van dit voormalige fabrieksterrein werd in 1989 gevierd met een congres getiteld Steden Opnieuw waarvoor toenmalige minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur Hedy d’Ancona, Aldo Rossi en Luigi Snozzi waren uitgenodigd om op onze plannen te reflecteren. Prompt ontstond het idee bij het Bonnefantenmuseum en Provincie Limburg om de plannen voor nieuwbouw van het museum in die wijk aan Aldo Rossi toe te vertrouwen. Het is mede dankzij Umberto’s grote inzet dat Nederland een icoon rijker is geworden.

Al sinds de begin jaren tachtig is Umberto als docent verbonden aan verschillende Nederlandse ontwerpopleidingen, vanaf de jaren 90 werkte hij als universitair docent aan de Technische Universiteit in Delft. Daar vormde hij een hecht team met Leen van Duin, Henk Engel, en Carel Weeber, met wie hij in de Rotterdamse Kunststichting de internationale architectuur manifestatie AiR voor de Rotterdamse Kop van Zuid organiseert. In zijn lessen verwees hij vaak naar de kritische publicatie Ontwerp en utopie van Manfredo Tafuri en was hij een pleitbezorger voor het het neo-rationalisme, met nadruk op het werk van Jan Hoogstad, Wim Quist en Carel Weeber.
In deze periode verzocht Umberto mij, te solliciteren op een oproep voor een kleine hoogleraar positie. Zodoende werd ik tegelijk met mijn benoeming als Rijksbouwmeester in 2000 benoemd tot hoogleraar Public Building. In 2002 volgde Umberto’s benoeming tot hoogleraar Compositie van Gebouwen. Tot ons beider afscheid (Umberto in 2010, en die van mij in 2015) beleefden wij vele onvergetelijke momenten met fantastische collega’s en bleven wij in de jaren die daarop volgden vrienden voor het leven.

Met de jaarwisseling heeft Umberto ons verlaten maar ik hoop van harte hem op een van onze tochten in het leven hierna weer te mogen ontmoeten.

Enkele gerelateerde artikelen