De functie van dorpsbouwmeester was bij de Archined-redactie tot voor kort een onbekende. Voormalig dorpsbouwmeester van de gemeente Nuenen Harrie van Helmond reflecteert op zijn ervaringen van de afgelopen zeven jaar en geeft een antwoord op de vraag waarom er steeds meer aandacht lijkt zijn voor dorpsbouwmeesters.

Brief van Harrie van Helmond aan Hans van Engen
Bij het voorstelrondje is er meestal iets van ongeloof: dorpsbouwmeester, meen je dat? Laten we zeggen: het is nog geen ingeburgerd begrip, en er blijkt behoefte aan te zijn. In navolging van Nederland wordt er nu ook in Vlaanderen gepleit voor de instelling van regionale -en dorpsbouwmeesters. De Vlaamse minister reageerde onlangs positief op het initiatief, geïnitieerd door het Turnhoutse architectuurcentrum ArTur. Maar ook in Nederland liggen er nog volop kansen. Alleen wat doet een dorpsbouwmeester?
Bekender is de functie van een stadsbouwmeester, net als de adviezen van het College van Rijksadviseurs (CRa), komen berichten van hen regelmatig in de openbaarheid. Er zijn echter meer varianten van het bouwmeesterschap: een polderarchitect (Midden-Delfland), een politiebouwmeester en een spoorbouwmeester (met bijbehorend atelier), een provinciebouwmeester (in Zuid-Holland bestaande uit een individu, in Noord-Brabant uit een intern kwaliteitsteam), en regiobouwmeester aardbevingsgebied. De meeste stads- dorpsbouwmeesters zijn stedenbouwkundige of architect die het bouwmeesterschap veelal parttime invullen.
Gedurende een bijeenkomst van bouwmeesters georganiseerd door het College van Rijksadviseurs in 2023 wordt de positie van de stads/dorpsarchitect treffend geformuleerd: “De positie van Bouwmeester bevindt zich op het snijvlak van overheid, politiek en het ruimtelijk domein.” Ook externe supervisors, die soms decennialang grote stedelijke gebiedsontwikkelingen begeleiden en de lokale Omgevingscommissie (voorheen welstand- en monumentencommissie) spelen op dit snijvlak een belangrijke rol. Waar (dorps)bouwmeesters en supervisors gedurende de initiatieffase en het voortraject een belangrijke begeleidende en ondersteunende rol vervullen, voert de Omgevingscommissie – uiteraard gebruikmakend van gegeven adviezen vanuit bouwmeesters en supervisors – de formele wettelijke toetsing van bouwplannen uit.
Het werk van dorpsbouwmeesters valt minder op, komt minder in opspraak, maar is van degelijk groot belang. Er zijn naar mijn schatting meer dan twintig gemeenten (of groepen van samenwerkende gemeenten) die een dorpsbouwmeester aangesteld hebben. In bijna alle gevallen vervangt een dorpsbouwmeester de welstandscommissie (nu Omgevingscommissie). Vaak was dat een bezuinigingsmaatregel, in plaats van de toetsing van de plannen door een meerkoppige commissie wordt dit gedaan door één persoon. Als bijvangst levert het vaak een directer en persoonlijker contact op met de aanvragers.

Antwoord van Hans van Engen aan Harrie van Helmond. De brief is op persoonlijke titel geschreven.
In Nuenen (25.000 inwoners), mocht ik tot voor kort de functie van bouwmeester bekleden terwijl de Omgevingscommissie in functie bleef. De afgelopen zeven jaar werkte ik samen met leden van de commissie, alle met een verschillende achtergrond en specialisme in de architectuur, stedenbouw, landschap en erfgoed.
Nuenen ligt ingeklemd tussen Eindhoven en Helmond en hecht zeer aan de eigen identiteit. Het dorpse wordt beschermd, inlijving door Eindhoven is afgewend. De verdediging van dat eigene, “wij zijn dwérs”, in combinatie met de planning van een grote uitbreidingswijk (Nuenen West) leidde er toe dat de verantwoordelijke wethouder in 2005 een stevig kwaliteitsteam instelde. In 2017 werd deze aangevuld met een dorpsbouwmeester. In Nuenen maakt de dorpsbouwmeester dus zowel deel uit van het kwaliteitsteam en treedt hij zelfstandig op.
De kern van het werk van een dorpsbouwmeester, is het direct benaderbaar zijn voor initiatiefnemers en hun adviseurs, maar ook voor de projectleiders en casemanagers van het gemeentelijk apparaat: gewoon rechtstreeks bellen, directe duidelijkheid. Een vraagbaak, een sparring partner voordat formele trajecten in gang gezet worden, of om tussentijds plannen aan te scherpen. Het is tweerichtingsverkeer, initiatiefnemers weten je te vinden en daarnaast is het goed om als dorpsbouwmeester nadrukkelijk zelf naar buiten te treden – mijn rubriek in de plaatselijke krant van Nuenen hielp daarbij.
Niet alleen vragen over bouwplannen komen voorbij, maar ook vragen over uitgangspunten bij restauratie, verduurzaming van monumenten, actuele inhoudelijke items (bijvoorbeeld regeneratief ontwerpen of natuurinclusief en biobased bouwen). Kortom onderwerpen waarover initiatiefnemers behoefte hebben aan snelle en concrete antwoorden op concrete vragen.
Net zoals de kwaliteitscommissie kan de dorpsbouwmeester ongevraagd adviseren én worden commissie en dorpsbouwmeester door het ambtelijk apparaat regelmatig geraadpleegd over beleidsmatige zaken. Hiermee fungeren ze als een denktankje voor de gemeente. Voormalig stadsbouwmeester Kristiaan Borret van Brussel karakteriseert die intermediërende en soms activerende positie als ‘soft power’.
De inhoudelijk belangrijkste focus op mijn werk als dorpsbouwmeester lag op het begrip Dorps Bouwen. Dat woord komt voort uit het sterke verlangen in Nuenen om de dorpse identiteit te behouden. Dat begrip moest verduidelijkt en instrumenteel gemaakt worden. De bouwopgave in de (brainport)regio is extreem groot: tienduizenden woningen, nieuwe bedrijventerreinen, energievoorzieningen, opvang voor het COA. Voor de gemeenteraad was hoger dan twee lagen met kap al snel te stedelijk en bouwen in buitengebieden is eigenlijk ook ongewenst. Voor de grote uitbreidingswijk Nuenen West ging het Masterplan uit 2006 nog uit van een lage dichtheid en historiserende architectuur. Dat wordt momenteel herzien. Het nieuwe plan biedt meer kansen voor starters en senioren, en heeft meer aandacht voor collectief groen.

Antwoord van Hans van Engen aan Harrie van Helmond. De brief is op persoonlijke titel geschreven.
Voor inbreidingen kwamen ontwikkelaars steeds met plannen die het draagvermogen van de plek te boven gingen. Met draagvermogen bedoel ik wat een plek nog aan programma kan hebben zonder dat dit kwaliteitsverlies oplevert voor de omgeving. Om kwaliteitsverlies te voorkomen was een andere aanpak nodig waarbij de gemeente een actieve rol in nam. In samenwerking met externe ontwerpbureaus en in samenspraak met het gemeentelijk apparaat, de Omgevingscommissie en de dorpsbouwmeester werd de Bouwgids Nuenen ontwikkeld. In deze gids zijn per type plek in Nuenen kwaliteitsnormen opgesteld. Voldoe je daar niet aan dan wordt het plan niet in behandeling genomen. Het is een veel richtinggevender en inspirerender document dan de welstandsnota (die gewoon van kracht bleef) en het gaat ook verder dan een beeldkwaliteitsplan. Er worden proefverkavelingen, referentiebeelden en heldere kwaliteitsaspecten benoemd. Voor zover ik heb kunnen nagaan is dit de eerste gemeentelijke bouwgids die zó concreet en uitgebreid aangeeft wat op welke plekken gewenst wordt.
De gemeenteraad ging unaniem akkoord met dit maatwerk en inmiddels is er ook al ‘geoefend’ met de Bouwgids. Voor de locatie van de voormalige Kloostertuin, centraal gelegen in het dorp en in bezit van de gemeente, is de gemeenteraad akkoord gegaan met een hoge dichtheid, collectief groen, stevige bouwhoogten (voor een dorp) en een nieuwe typologie. Te midden van het parkgroen van de Kloostertuin komen vijf gebouwen met totaal 125 appartementen. Auto’s blijven aan de rand of komen onder de grond. De voorbeeldstudies die gemaakt werden in opdracht van Atelier Rijksbouwmeester, die ik had gevraagd mee te denken, wekten genoeg vertrouwen in het idee, waarna een tender werd opgesteld. Het is nu een zaak die kwalitatieve uitgangspunten vast te houden. Een mooiere plek om dorps bouwen nieuwe stijl te realiseren is niet denkbaar want de locatie is in het hart van het dorp naast het klooster dat momenteel verbouwd wordt tot bibliotheek, theater en MFA. Zonder de gedachte achter Bouwgids zou hoogbouw op deze locatie denk ik niet door de gemeente Nuenen zijn goedgekeurd.
Ook in de opgaven van het landelijk gebied kan de dorpsbouwmeester een rol spelen. Zo ontstond er op mijn initiatief een pilot in samenwerking met de provincie Noord-Brabant, waarbij er werd gekeken naar een alternatief voor de bouw van nieuwbouw villa’s in het buitengebied te midden van agrarische bedrijven, maneges, kassen, bedrijfsloodsen en verbouwde woonboerderijen. Dat wringt per definitie omdat (voormalig) agrarisch gebied vraagt om een ander soort invulling. De pilot is zojuist gestart met als inzet om verrommelde natuur te herstellen, gefinancierd door de integratie van natuurinclusieve collectieve kleinschalige bebouwing. Inhoudelijk gezien zijn dit logische ideeën maar procedureel gezien is het lastig.
Vergeleken met de rol van een stadsbouwmeester of een supervisor is die van de dorpsbouwmeester bescheidener. Niet alleen omdat het gaat om kleinere gemeenten, maar ook de bevoegdheden zijn beperkt – ze zijn wettelijk niet precies vastgelegd. Maar daar liggen dus dan ook kansen. Achteraf gezien had ik wat robuuster moeten/kunnen inzetten op plekken in Nuenen waar het al langdurig tobben is met de ruimtelijke kwaliteit. Een proactieve houding dus om als gemeente met eigenaren aan de slag te gaan in plaats van te wachten op plannen. Een dorpsbouwmeester zou hierbij kwartiermaker kunnen zijn. In Vlaanderen hebben ze overigens vaak hele andere problemen dan in Nederlandse dorpen: lintbebouwing, appartementisering (XL villa’s met veel kleine studios), te weinig groen, rommeligheid.
Het werk van een dorpsbouwmeester staat of valt mijns inziens (naast persoonlijke betrokkenheid, communicatievaardigheden, kennis en ervaring) met duidelijkheid over het mandaat, inspirerend ruimtelijk beleid, een directe en regelmatige relatie met politiek verantwoordelijken, én de aanwezigheid van een back up team met extern deskundigen in de vorm van een Omgevingscommissie. De meerwaarde van de dorpsbouwmeester is in ieder geval altijd: directe benaderbaarheid, een menselijk gezicht, zoeken naar oplossingen in plaats van het accepteren van belemmeringen. De valkuil van het dorpsbouwmeesterschap is als de marges smal zijn en het beleid ontoereikend, dan sta je met lege handen. De grote ruimtelijke uitdagingen die er spelen in Nederland overstijgen uiteraard het bereik van bouwmeesters, maar als het gaat om de noodzaak om dichter, groener, gezonder en inclusiever te bouwen kunnen stads- en dorpsbouwmeesters helpen om heel precies locatiegericht deze doelen dichterbij te brengen.