Recensie

Globalisering of Pax Americana?

Met globalisering kan je letterlijk alle kanten uit. Het is een proces van wereldwijde economische, politieke en culturele integratie dat er vooral voor zorgt dat de mobiliteit van ideeën, nieuwsfeiten, mensen en producten op wereldschaal toeneemt. Tegelijkertijd is het een ontwikkeling die nooit volledig of neutraal kan zijn en die minstens even veel problemen als mogelijkheden schept. In het boek The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 gaan Tom Avermaete en Michelangelo Sabatino na wat de globalisering betekende voor de architectuur in de naoorlogse periode.

The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 / Tom Avermaete en Michelangelo Sabatino (2025)

Marshall McLuhan on a national television show explaining the concept of the Global Village, Canadian Broadcasting Corporation, 1965

Vooraleer de wereld globaal kon worden, moest de aarde in kaart worden gebracht. Dat is het eeuwenlange proces dat voorafgaat aan wat onder globalisering wordt verstaan: het ‘ontdekken’ en uittekenen van de wereld – van alle gebieden die zich op de aarde bevinden. Een van de voorgangers van Google Earth was bijvoorbeeld Strabo van Amasia, die in de eerste eeuw voor Christus probeerde om in zijn zeventiendelige boek Geographika de op dat moment door Grieken en Romeinen bekende wereld te beschrijven. In de inleiding gaf Strabo al meteen aan dat wie werkt op een dergelijke schaal details onvermijdelijk uit het oog verliest, als een kunsthistoricus die zich voor een ‘kolossaal standbeeld’ bevindt. Iedereen die een poging tot globale cartografie of geschiedschrijving leest of bekijkt, moet daarom, aldus Strabo, vooral oog hebben voor ‘het algemene effect en de inspanning’. Anders gesteld: je kan niet de hele wereld zien en inzoomen tegelijkertijd.
De auteur van de Geographika noemde zijn onderneming een kwestie van filosofie – van het streven naar kennis en wijsheid, en daarmee eveneens van een nooit helemaal objectieve manier om naar de wereld te kijken, en om die wereld te begrijpen – om in te zien, met andere woorden, wat de mensheid die de aarde bewoont, tot nog toe met die wereld heeft aangevangen, en in de toekomst anders zou moeten of kunnen doen.

The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 / Tom Avermaete en Michelangelo Sabatino (2025)

spread uit het besproken boek

Een veel recentere en expliciet filosofische poging om de wereld te vatten is die van Peter Sloterdijk. In het boek Het kristalpaleis. Een filosofie van de globalisering, dat in 2004 in het Duits verscheen en in 2006 in een Nederlandse vertaling, probeert de Duitse filosoof ‘de geschiedenis van de aardse globalisering te recapituleren’. Hij gebruikt daarvoor, meteen al in de titel, de architecturale metafoor van ‘het kristalpaleis’, dat hij ziet als een ‘embleem voor de uiteindelijke ambities van de moderniteit’. Uiteraard verwijst deze term naar het historische Crystal Palace, dat op 1 mei 1851 de deuren opende voor het publiek in het Londense Hyde Park. De serre, ontworpen door Joseph Paxton uit staal en glas, bood plaats aan een gigantische wereldtentoonstelling van ongeveer 17.000 exposanten. Binnen Sloterdijks filosofie is het een voorafname of een pars pro toto van de latere globalisering: ‘in het kolossale kristalpaleis’ was ‘de verwijzing naar een integraal, op belevenissen georiënteerd, populair kapitalisme reeds ingebouwd, waarbij niets minder op het spel stond dan de alomvattende opname van de buitenwereld in een volledig doorgerekende binnenruimte. Voor Sloterdijk valt de globalisering grotendeels samen met de dominantie van één maatschappijmodel dat tijdens de negentiende en de twintigste eeuw – en dan vooral na de val van de Muur, de ineenstorting van de Sovjet-Unie en de ogenschijnlijke verdwijning van het alternatief van het socialisme – nagenoeg overal ter wereld van kracht werd. Het is een analyse die de pessimistisch gestemde, vaak als conservatief bestempelde filosoof deelt met linkse denkers. Eerder dit jaar, bijvoorbeeld, schreef Perry Anderson in New Left Review dat ‘we ons vandaag nog steeds bevinden in een situatie waarin één enkele dominante ideologie het grootste deel van de wereld overheerst’.

The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 / Tom Avermaete en Michelangelo Sabatino (2025)

spread uit het besproken boek

In The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 duikt het Crystal Palace ook op. Het boek is het resultaat van een samenwerking tussen Tom Avermaete (hoogleraar geschiedenis en theorie van de stedenbouw aan de ETH Zurich) en Michelangelo Sabatino (hoogleraar architectuurgeschiedenis aan het ITT College of Architecture in Chicago), die elk afzonderlijk drie van de in totaal zes hoofdstukken schreven, over goederen, kennis en arbeid (bijdragen van Avermaete) en over samenwerking, mobiliteit en constructie (thema’s van Sabatino). Het idee om The Global Turn te schrijven ontstond binnen het kader van het Global Architectural History Teaching Collaborative (GAHTC), dat in 2013 aan MIT werd opgericht. Met het boek richten de auteurs zich op de student, maar ook tot het brede publiek dat ‘nieuwsgierig is naar de virtuele en fysieke manieren waarop de globalisering de gebouwde omgeving veranderd heeft, en vice versa’.

Het Crystal Palace komt in The Global Turn aan bod in het hoofdstuk over constructie, en dus over nieuwe materialen, methoden en bouwsystemen. ‘De nieuwe mechanismen’, aldus Sabatino, ‘waarmee bouwelementen en systemen door verscheidene culturele geografieën konden reizen had een substantiële impact op de werkmethodes van architecten en op de bouwindustrie en de aannemers.’ Het bouwwerk uit 1851 van Paxton functioneert wat dat betreft, net als bij Sloterdijk, eveneens als een vroeg symptoom van globalisering – als ‘een van de eerste voorbeelden van een architectuur die de extensieve circulatie van grote hoeveelheden goederen heeft aangedreven’. Naarmate de negentiende en vooral de twintigste eeuw vorderde, werden in grote gebieden van de wereld steeds vaker dezelfde bouwmaterialen ingezet, met name staal, glas, beton en aluminium. Het resultaat – Sabatino citeert een artikel van Ian McCallum in Architectural Review uit 1957 – was ‘een nieuwe vernaculaire’ stijl en ‘een syntax van een common mode of expression’.

Ook de andere hoofdstukken zijn bewonderenswaardig consistent en enthousiast: de auteurs beperken zich, met hier en daar een uitzondering, tot de periode en tot het gebied dat ze hebben afgebakend, en ze beschrijven de drastische veranderingen in de naoorlogse wereld als impressionante en collectieve verwezenlijkingen van de mensheid. De toon is opgewekt, bijvoorbeeld ook wanneer Zoom en andere applicaties die hebben bijgedragen tot de totstandkoming van dit boek omschreven worden als ‘een zilveren randje van de ontregeling veroorzaakt door de pandemie’. Nadelen of neveneffecten van de globalisering of van technologie komen weinig aan bod, en ook tegenvoorbeelden, die aantonen hoe lokale gewoontes of gebruiken overeind bleven zodat bouwpraktijken ‘typische’ of nationale kenmerken behielden, laten Avermaete en Sabatino meestal buiten beschouwing.

The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 / Tom Avermaete en Michelangelo Sabatino (2025)

spread uit het besproken boek

De auteurs dragen vele casestudies aan om duidelijk te maken dat er in de periode tussen 1945 en 1989 een global turn in de architectuur optrad, die verstrekkend was – het woord ‘dramatisch’ valt enkele keren – en die ook reeds, zij het nog slechts incidenteel of intentioneel, een prelude kende in de negentiende eeuw en in de vooroorlogse periode. Het hoofdstuk over samenwerkingen begint bijvoorbeeld bij de wedstrijden voor het Palais des Nations in Genève (1926–1936) en voor het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York (1947–1951), door Sabatino omschreven als ‘processen die de verkenning van samenwerkingsverbanden tussen architecten aanmoedigden, onder de auspiciën van globale vredesinstellingen’. In het hoofdstuk over goederen besteedt Avermaete aandacht aan de rol van mobiliteit en van de auto, die gedurende de twintigste eeuw ‘vreedzaam de hele wereld veroverde’. Het is een karakterisering die opnieuw getuigt van goodwill: volgens recente statistieken van de Wereldhandelsorganisatie sterft er wereldwijd elke 26 seconden iemand in een verkeersongeval, en dan blijven de milieueffecten van de miljarden auto’s wereldwijd nog buiten beschouwing. De auto maakte het inderdaad mogelijk dat ‘shoppingcentra een geglobaliseerd fenomeen werden dat zich samenstelde met alle mogelijke stedelijke functies om nieuwe centraliteiten tot stand te brengen.’ Het voorbeeld dat Avermaete geeft is recent: het Abraj Al-Bait shoppingcenter in Mekka, Saoedi-Arabië, ontworpen door Dar Al-Handasah (die in het boek onvermeld blijft). Het complex is voorzien van de op twee na hoogste wolkenkrabber ter wereld, inclusief de grootste klok op de planeet, en het bevat ook een hotel, een museum, een gebedsruimte en een onderzoekscentrum, waardoor het zou aantonen hoe ‘grote shopping malls centrale plekken werden in het dagelijkse leven’.

Het hoofdstuk over media gaat onder meer over West-Amerikaanse en Europese architectuurtijdschriften die gelezen werden in Zuid-Amerika, Afrika en Azië, waarmee het ‘ontwerpdenken’ en de ‘architectuurpraktijk’ voortaan in ‘directe dialoog stonden’ met hun noordelijke ‘tegenhangers’. Ook de naoorlogse films van Jacques Tati komen aan bod, en ze worden verantwoordelijk gehouden voor de ‘kritische, op de bewoner gerichte kijk op de moderne gebouwde omgeving die zich over de wereld verspreidde en een bredere golf van kritiek op moderne architectuur en stedenbouw beïnvloedde’. Het hoofdstuk over arbeid, tot slot, met als ondertitel ‘From Bidonville to Ville Nouvelle’, gaat over de Noord-Afrikaanse werkers die naar Europa emigreerden om in de bouwindustrie aan de slag te gaan en die vervolgens noodgedwongen middels bidonvilles in hun eigen huisvesting moesten voorzien.

The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 / Tom Avermaete en Michelangelo Sabatino (2025)

spread uit het besproken boek

Door het boek thematisch te structureren wordt vermeden dat deze globale geschiedenis zomaar een bloemlezing wordt. Pogingen om na te gaan wat de mensheid wereldwijd aan bouwwerken en infrastructuur heeft achtergelaten op het aardoppervlak – want dat zijn ‘globale architectuurgeschiedenissen’ – vallen vaak samen met noodzakelijkerwijze onvolledige opsommingen. Het is moeilijk om structuren en fenomenen te identificeren die inderdaad op de hele aardbol van toepassing zijn, zonder daarbij lokale bijzonderheden geweld aan te doen. Dat was ook al zo in de negentiende eeuw, zo blijkt uit het boek Narrating the Globe. The Emergence of World Histories of Architecture , 1790–1900, dat in 2023 verscheen en dat werd samengesteld door Petra Brouwer, Martin Bressani en Christopher Dew. In de conclusie van deze publicatie, met als titel ‘World Architectural History in the Twenty-First Century’, schrijft Dell Upton dat er nood is aan ‘een soort architectuurgeschiedenis die de processen onderzoekt waarmee architectuur gecreëerd en gebruikt wordt, eerder dan gewoon de resultaten te catalogeren’. Dat hebben Avermaete en Sabatino met The Global Turn zeker gedaan, maar de vraag blijft hoe globaal deze thematische geschiedenis in werkelijkheid is en – vooral – welke mechanismen er echt onder schuil gaan. Wat is, met andere woorden, de filosofie of de theorie die hoort bij deze reconstructie van de recente globalisering? En is het een ‘visie’ die nog een toekomst heeft? Bij momenten lijken de auteurs te suggereren dat in de naoorlogse decennia de architectuur en de wereld als het ware vanzelf ‘globaler’ werd, vooral omdat er nieuwe technologieën ontstonden die communicatie en distributie van goederen en ideeën vergemakkelijkten. De politieke omstandigheden, en vooral de machtsconcentraties, komen slechts zijdelings aan bod, bijvoorbeeld wanneer de woonprogramma’s van de Verenigde Naties worden omschreven als ‘een monumentale inspanning in rampenbestrijding, diplomatie en bestuur’, of wanneer hotels van Hilton synoniem worden gesteld ‘met gastvrijheid op een wereldwijde schaal’. In het hoofdstuk over mobiliteit noemt Sabatino die hotels een vorm van ‘vredevolle kolonisatie uitgevoerd door een kapitalistische democratie in Amerikaanse stijl in een niet-Westerse perifere politieke context’. Hij geeft echter ook aan dat in vele gevallen deze gebouwen – en dat geldt voor veel van de architectuur die aan bod komt – door de Amerikaanse overheid (vaak via het Marshallplan) werden bekostigd.

The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 / Tom Avermaete en Michelangelo Sabatino (2025)

spread uit het besproken boek

De voorbeelden in The Global Turn zijn vooral begrensd tot Noord-Amerika en Europa. ‘We hebben er vertrouwen in,’ zo schrijven Avermaete en Sabatino in de inleiding, ‘dat onze road map succesvol toegepast kan worden in andere geografieën en door anderen (studenten of onderzoekers) die daarin geïnteresseerd zijn.’ Of ze daarmee ontsnappen aan de ‘aanzienlijke uitdaging die voortkomt uit de neiging om het Noord-Amerikaanse of Europese ontwikkelingspad als norm te nemen’, zoals ze dit zelf definiëren, is twijfelachtig. Tegelijkertijd is het ook de vraag of dat überhaupt te vermijden valt: globalisering in de twintigste eeuw, zo toont The Global Turn impliciet aan, was in grote mate een verlangen van de Verenigde Staten – een bewust en succesvol politiek project van een natie die uit was op economische, culturele en politieke werelddominantie, en die de pretentie had overal vrede te stichten, vaak genoeg door middel van geweld. Om The Global Turn met Het kristalpaleis te confronteren – en om deze onpartijdige blik op de globalisering in perspectief te zetten – volstaat het Sloterdijk te citeren, wanneer ook hij het heeft over de naoorlogse periode: ‘Amerika rijst uit de Atlantische Oceaan op als een reserveheelal, waarin het experiment van God met de mensheid nog een keer van voren af aan kan beginnen – een land waarin aankomen, zien en nemen synoniem lijken te worden.’

De Amerikaanse overmacht maakte de weldaden van de naoorlogse globalisering lang niet voor iedereen beschikbaar, wat de vraag oproept of deze wende echt globaal te noemen valt, ook omdat de architectuur en het dagelijkse leven dat ze huisvest zeker niet overal aan een Amerikaans model werd aangepast. In vele landen, waar ook ter wereld, is het gebruik van koelkasten, om maar iets te noemen, een zeldzaamheid. Eveneens is het twijfelachtig of er daadwerkelijk sprake is van een echte shift ‘in de ervaring van reizen van elitair privilege tot collectieve praktijk’, zoals Sabatino schrijft in het hoofdstuk over mobiliteit. Er zijn nog steeds talloze mensen die hun geboorteland of geboortedorp nooit verlaten, ook in het Westen trouwens.

The Global Turn. Six Journeys of Architecture and the City, 1945–1989 / Tom Avermaete en Michelangelo Sabatino (2025)

spread uit het besproken boek

De Amerikaanse globalisering gedurende de twintigste eeuw heeft niet alleen miljarden mensen in de armoede gestort, maar heeft ook miljoenen levens gekost. De eenentwintigste eeuw – met bij aanvang de aanslag op de Twin Towers in 2001 – valt tot nog toe te beschouwen als een tijdperk waarin het Amerikaanse project wild om zich heen schopt, worstelend om te overleven, en waarin steeds meer verzetsignalen, afkomstig van de ‘verliezers’ van de globalisering, zichtbaar worden. Dit is wat Sloterdijk erover schrijft: ‘In morele zin verzadigd is de globalisering vanaf het moment dat de slachtoffers de daders gaan wijzen op de gevolgen van hun daden – dat typeert de kern van de postunilaterale, postimperialistische, postkoloniale situatie.’ Het is in zekere zin bewonderenswaardig dat Avermaete en Sabatino stoïcijns blijven in het licht van de economische, ecologische en gewoonweg menselijke fall out van de globalisering. Ze geven weliswaar toe dat ‘globalisering van architectuur en stad, gedurende de bijna vijftig jaar die in ons boek aan bod komen, tekortschoot wat betreft het potentieel om het ontwerp en de realisatie van de gebouwde omgeving meer rechtvaardig en duurzaam te maken,’ maar laten het daar ook bij. Zo blijven er uiteindelijk twee vragen open, gericht naar het verleden en naar de toekomst. Hoe had de twintigste-eeuwse globalisering er moeten uitzien om inderdaad al die potenties waar te maken? En welke nieuwe global turn dient er zich morgen aan?

Enkele gerelateerde artikelen