We kennen de beelden van vluchtelingen die noodgedwongen slapen op het gras in Ter Apel of van sporthallen vol met veldbedjes. Hoe is het om voor een langere periode in een noodopvang te wonen? Waar lopen de vluchtelingen in Nederlandse opvangcentra tegenaan? Met deze ontwerpvragen gingen architect Anneloes de Koff en social designer Nanne Wytze Brouwer anderhalf jaar geleden aan de slag.

Huidige situatie noodopvanglocatie Rode Kruis / beeld door auteurs
Migratie en de opvang van asielzoekers: het is een zeer urgent en complex ruimtelijk vraagstuk, wereldwijd. Ook in Nederland woedt een verhit en verhard debat omtrent de huisvesting van vluchtelingen. Het landelijk tekort aan geschikte woningen voor veel doelgroepen heeft geleid tot polarisatie met name over de huisvesting van de meest kwetsbare groepen. Ondanks dat de komst van nieuwkomers iets van alle tijden is lijken zowel politiek als samenleving steevast weer verrast te worden door de toestroom. Iets dat politiek duidelijk zichtbaar werd tijdens de laatste verkiezingen.
Het kortetermijndenken van de overheid vergroot de druk op gemeenten om met acute woonoplossingen te komen. Ongetwijfeld met de beste bedoelingen, resulteert dit steevast in vluchtelingencentra die vaak volledig geïsoleerd en slecht bereikbaar zijn. Meer regel dan uitzondering ontbreekt het in deze allerijl opgezette plekken aan basisbehoeften, zoals daglicht, ventilatie en privacy. De noodvoorzieningen hoeven namelijk niet aan het bouwbesluit te voldoen. Er zijn geen restricties aan de hoeveelheid bewoners op één kamer en zo kan het zo maar voorkomen dat je je slaapkamer met elf anderen deelt. Ondertussen wonen bewoners vaak jaren in deze noodcentra door een gebrek aan lange termijn oplossingen. Deze commerciële noodopvang is inmiddels een heus verdienmodel geworden waar een tal van ondernemers slim van profiteren. Een architect komt er uiteraard niet aan te pas en bewoners wordt niets gevraagd.
Hoe kunnen noodopvangcentra humaner zijn en beter aan sluiten op de behoeften van hun bewoners? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk om te begrijpen hoe het is om langdurig op zo’n locatie te leven. Met ons ontwerpend onderzoeksproject De Wachtkamer willen we laten zien dat meer zeggenschap van vluchtelingen over de eigen tijdelijke woonsituatie tot inventieve en realistische oplossingen leidt. Maar hoe pak je zoiets aan? Samen met bewoners en taalbarrières in veelal ontoegankelijke centra die wel iets anders aan hun hoofd hebben?
Via informele netwerken kwamen we in contact met ervaringsdeskundigen die inmiddels als architect in Nederland werkzaam zijn. Met deze groep professionals, die zowel de leefwereld van bewoners als het vakgebied goed kennen, zijn we het gesprek gestart. De expertise van de ervaringsdeskundigen is cruciaal: zij vormen de brug tussen bewoners en ontwerpers.
We richten ons op een noodopvanglocatie ergens in Nederland die beheerd wordt door het Rode Kruis. Hier worden 58 bewoners waarvan het merendeel vrouw is gehuisvest in een voormalige agrarische showroom aan de rand van een industrieterrein. De showroom is opgedeeld in slaapkamers (gemiddeld vijf vierkante meter per persoon) en gedeelde woonkamers. Douchen doe je buiten in een container op het parkeerterrein. Een buitenruimte en een droogloop is er niet.
Ontwerpen voor basisbehoeften
Tijdens een bewonersavond op de opvang introduceren we onszelf aan de bewoners en delen we vragenlijsten uit over de leefomgeving. We benadrukken dat dit geen invloed heeft op de asielprocedure en dat het anoniem is. Een spannend moment, want we wekken bepaalde verwachtingen. Houdt de gemeente zich aan haar belofte om geld toe te kennen voor ruimtelijke verbeteringen? Bewoners hebben al weinig vertrouwen in systemen – we kunnen hun niet laten zitten, maar zijn zelf ook afhankelijk. Mede dankzij de inzet van de Rode Kruis medewerkers krijgen we een goede hoeveelheid respons op onze vragenlijst.
Wat opvalt in de antwoorden is dat de gedeelde slaapkamers zeer intensief worden gebruikt voor verschillende functies. Zowel studeren, telefoneren, mediteren/ bidden, tegelijkertijd is het ook de plek om je terug te trekken als je alleen wilt zijn. Bewoners brengen zelfs gemiddeld 15 uur per dag op hun gedeelde slaapkamer door met uitschieters van bewoners die 20-24 uur op de slaapkamer verblijven. Dit terwijl meer dan de helft van de bewoners op deze locatie werk heeft. Privacy blijkt de grootste uitdaging te zijn. Bewoners spannen lakens over hun bed zodat ze ongezien kunnen slapen en dragen oordoppen, of zetten muziek op, zodat ze anderen niet horen. De behoefte om je te onttrekken aan anderen komt prangend en duidelijk naar voren zoals één van de bewoners verwoord: “There is no personal space here, there are a lot of people and a lot of noise which makes us feel irritated”.
Na privacy blijkt de grootste uitdaging slechte luchtkwaliteit te zijn. In sommige kamers zitten geen ramen, kunnen de ramen niet open, of is het aanwezige ventilatiesysteem kapot. Verbeteringen in de gebouwschil vinden meestal maar beperkt plaats doordat de noodopvanglocaties vaak voor tijdelijke duur van een andere partij worden gehuurd.

Noodopvang in voormalige showroom / beeld door auteurs
We stellen een aantal verbeteringen aan de gebouwschil voor, maar besluiten ons te richten op het bedenken van een concrete ontwerpoplossing voor de basisbehoeften van de bewoners op korte termijn: het verkrijgen van privacy en rust. Om bredere toepassing mogelijk te maken, besluiten we ons te richten op het meubelstuk dat bijna alle opvanglocaties met elkaar gemeen hebben: het gammele stalen stapelbed met het kenmerkende blauwe vochtdichte matras. Voor bewoners de enige plek die écht van hun is gedurende hun hele opvangperiode. Rond het bed draperen bewoners doeken om even ongezien te zijn, en slapen ze met waardevolle spullen onder hun kussen. Hoeken gebruiken ze om jassen aan op te hangen, onder het bed bewaren ze hun koffer. Het bed is wiebelig en fragiel:“Lying in bed, I can hear my upstairs neighbor’s dreams”.
Één op één
Tijdens de ontwerpweek met onze ervaringsdeskundingen, besluiten we om één van de stapelbedden pontificaal in de ruimte te zetten om de ideeën meteen te kunnen testen. Voor sommige ervaringsdeskundigen is het een wrang weerzien: het blauwe, knisperende matras roept herinneringen op aan donkere tijden. Vanwege het korte tijdsbestek richt een groepje zich op het voorzien van opbergruimte, een ander op het creëren van privacy, en weer een ander op het verbeteren van het bed als verblijfsruimte. Met de uitkomsten van de vragenlijsten en een hoop eigen ervaringen gaat iedereen aan de slag.
De uitkomsten zijn functioneel en effectief. We verhogen het bestaande bed met een koppelstuk waardoor je rechtop in het onderste bed kunt zitten, dat is nu niet mogelijk. We maken een houten schil om het bestaande bed heen waardoor het niet alleen steviger wordt, maar er ook al een eerste laag van privacy ontstaat. Daarnaast biedt de schil ruggensteun als je in het bed zit, en geeft het opbergmogelijkheden van binnenuit. Vilten schuifpanelen maken het mogelijk om het bed verder geslotener te maken. De trap vervangen we voor een steviger en veiliger exemplaar. De onbenutte ruimte onder het bed biedt tot slot ruimte voor twee grote opberglades op wielen. We proberen het met aandacht te ontwerpen, zodat het een vanzelfsprekende kwaliteit uitstraalt. Het Rode Kruis is enthousiast, nu de bewoners zelf nog.
Het kartonnen prototype en de tekeningen worden vertaald tot een eerste houten versie, we zitten nog net binnen ons budget – 1700 euro per bed, de kostprijs voor materiaal en arbeid (exclusief gesponsorde ontwerp- en bouwuren). We nodigen de bewoners uit voor feedback, er was veel animo al kunnen er veel geen vrij krijgen van werk en studie. Vier bewoners komen uiteindelijk mee naar de bouwer, ze durven zich gelukkig eerlijk uit te spreken.

Feedback bewoners op prototype / beeld door auteurs
Ze zijn blij, vooral met de mogelijkheid om rechtop te zitten, en met de ruggensteun. Ze geven aan liever gordijnen te hebben dan schuifpanelen, om het gehele bed mee af te kunnen sluiten. De lades zouden tevens afsluitbaar moeten zijn, of in ieder geval gedeeltelijk. Het vilt werd gewaardeerd, om tegenaan te steunen en ter verbetering van de akoestiek. De bewoners lijken erg uit te kijken naar de komst van het bed. Opgetogen verwerken we de aanpassingen. Een tegenvaller, met de extra aanpassingen komen er wel extra kosten bij. Met hulp van het Rode Kruis gaan we op zoek naar aanvullende sponsoring.
Architectuur is politiek
Ondertussen dendert de politiek door en is het ophef alom op mijn LinkedIn over de ongevoelige acties van onze minister van Asiel en Migratie. Hoewel we ons er niet veel van aan proberen te trekken, heeft het wel degelijk effect op ons project. De opvangkosten worden van hogerhand omlaag gedrukt, waardoor het ruimtelijk-verbeteringspotje waar het project uit betaald wordt, op de tocht komt te staan. Gelukkig blijft het Rode Kruis ons steunen, en gaan ze met de gemeente om tafel. Witte rook is er op moment van dit schrijven nog niet.
In de tussentijd hebben we een gespreksavond georganiseerd bij Arcam, het Amsterdamse architectuurcentrum, waar we onze eerste bevindingen presenteren. Onder de aanwezig zijn architecten die voor het COA werken vanuit een raamovereenkomst. Zij ontwerpen en bouwen de nieuwe grote centra die er aan de buitenkant prachtig uitzien. Zoals het nieuwe centrum in de Amsterdamse Houthavens: solide ogende bouwblokken opgetrokken uit baksteen, waar vluchtelingen 15 jaar mogen worden opgevangen. Na deze periode wordt het complex getransformeerd naar appartementen voor de huur- of koopmarkt.
Ook in dergelijke nieuwbouwcomplexen delen vluchtelingen een kamer met onbekenden. De architect verzekert de aanwezigen dat de opvang niet gebeurd in de omstandigheden zoals wij die schetsen en dat er geen stapelbedden meer in de kamers staan. Iemand uit het publiek probeert hem uit de droom te helpen, mogelijk zijn de nieuwe complexen humaner. Tegelijkertijd wordt bijna 50% van de vluchtelingen opgevangen in noodopvangcentra, en daarmee blijven incourante in-elkaar-geknutselde centra voor veel mensen de realiteit.
Noodopvang zou niet de standaard moeten zijn, maar is dit inmiddels wel. Architecten richten zich hier niet op, er is nauwelijks budget en er is weinig collegiale eer aan te behalen. Maar verbetering aanbrengen in het meest gebruikte meubelstuk, voorziet de bewoners van deze noodopvangcentra iets meer in hun humanitaire behoeftes: privacy en rust. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat een noodopvang hierdoor langer in gebruik kan blijven. Onze oplossing moet geen pleister op de wond zijn. Noodopvang moet iets tijdelijks blijven.
Met dit project hopen we te laten zien waar het systeem en de overheid faalt, en aantonen hoe, door te kijken en luisteren, er samen met de mensen die verblijven in de noodcentra stappen kunnen worden gezet naar verbetering van hun situatie. Juist dáár waar ruimtelijke onverschilligheid de norm lijkt te zijn geworden, moet de ontwerpgemeenschap met aandacht, kennis en vanuit de gebruiker ontwerpen.