Een echte studentenstad heeft een bloeiende popscene. Zo ook Leiden. Al in 1969 opende aan de Breestraat het ‘Kreatief Sentrum’, dat later omgedoopt werd tot Leids Vrijetijds Centrum. Nu, vijfenveertig jaar later, heeft deze organisatie een gloednieuw gebouw en een nieuwe naam: Gebr. de Nobel. Vernoemd naar de broers die op deze plek in de historische binnenstad ooit een handel in lompen en oude metalen bestierden die in heel Leiden een begrip was.
Om het cultuuraanbod in Leiden te versterken en de binnenstad nog aantrekkelijker te maken, zette de gemeente Leiden haar zinnen op een modern poppodium. Daartoe kocht de gemeente door de jaren heen een aantal panden aan in een bouwblok in de negentiende-eeuwse ring rond de binnenstad, tussen Museum de Lakenhal en cultuurcomplex Scheltema. In dit bouwblok stonden charmante woonhuisjes, maar de onbetwiste parel was het negentiende-eeuwse en voor Leiden zeldzame bakstenen fabriekspand aan de Marktsteeg, destijds gebouwd voor de productie van tras. Ector Hoogstad Architecten werd gevraagd om binnen het ‘zoekgebied’ van dit bouwblok een popcentrum te ontwerpen en daarbij de monumentale panden zo veel mogelijk te hergebruiken. Met het nodige improvisatievermogen resulteerde dat in een plan waarin oud en nieuw elkaar perfect aanvullen, zowel qua functionaliteit als qua sfeer.
In het hart van het bouwblok zijn de twee nieuwe concertzalen gesitueerd – een grote zaal voor ruim 750 bezoekers en een kleine voor 200 bezoekers. De zalen worden aan de Marktsteeg geflankeerd door het historische fabriekspand dat nu dienstdoet als entree en foyer. Aan de kant van de Lange Scheistraat is het backstage-programma ondergebracht, deels in nieuwe bouwdelen en deels in een oud woonhuisje aan de Lammermarkt.
Rode draad in het ontwerp, zowel voor het interieur als het exterieur, zijn subtiele combinaties van twee tegenstellingen: oud versus nieuw enerzijds en grof versus fijn anderzijds. De nieuwe gevels zijn in maat en schaal afgestemd op het ritme van de woonhuizen die hier ooit stonden. Als nieuw gevelmateriaal is gekozen voor cortenstaal dat door zijn dieporanje kleur aansluit bij de tinten van het omringende metselwerk. De hogere delen van het gebouw zijn contrasterend bekleed met zacht glanzend rvs, dat ervoor zorgt dat ze soms spannend reflecteren en dan weer wegvallen tegen de lucht.
In het interieur komen dezelfde materialen terug: staal, (bak-)steen en hout. De entree en foyer in het oude fabriekspand worden gedomineerd door de ruwe oude bakstenen gevels en karaktervolle houten spanten. De nieuw toegevoegde elementen bestaan uit dezelfde materialen, maar dan strakker en meer gepolijst. Een grote centrale trappartij dient als tribune voor kleinschalige akoestische optredens, waardoor de foyer een podium wordt.
Ook in de zalen zijn de wanden bekleed met combinaties van staal en hout. De kleine zaal wordt gekenmerkt door een clubachtige sfeer en zal worden gebruikt voor dance-acts en beginnende bands. In het hele complex zijn ingenieuze akoestische maatregelen genomen zodat muziek alleen in de zalen hoorbaar is en zo min mogelijk daarbuiten. Vooral belangrijk voor de omwonenden, die soms op een afstand van slechts twintig meter van de zalen hun woon- en slaapkamers hebben.
Onbetwist hoogtepunt van het gebouw is de grote concertzaal. Met twee U-vormige balkons heeft deze zaal een aangename hoogte en een bijzonder theatrale uitstraling. Voor alle bezoekers is de afstand tot het podium uiterst klein, waardoor een groot gevoel van intimiteit ontstaat, wat zowel door het publiek als door artiesten gewaardeerd wordt. De eerste try-outs beloven een fantastische zaalakoestiek. Kenners noemen de zaal nu al één van de beste in Nederland.