Feature

Europan verliezen

Er zijn niet zoveel ontwerpers die hun teleurstelling over het verliezen van een prijsvraag in het openbaar van zich af durven schrijven. In elk geval zijn er weinigen die dat ook nog eens in een heerlijk geschreven, en toch inhoudelijke, stijl doen. Daarom voor deze ene keer – we gaan er bij ArchiNed zeker geen gewoonte van maken – een verliezer van Europan die uitlegt waarom ze eigenlijk had moeten (of kunnen) winnen.

Daar was ie dan, de uitslag van Europan. Ik was niet zenuwachtig, ik was immers niet gebeld. En dan weet je het wel. Niet gewonnen. Niet eens geëerd met een nominatie wegens een, weliswaar niet het beste, maar toch een prachtig plan. Ik was benieuwd naar de winnaars.

Met een plan dat naar mijn mening het beste zou moeten zijn van alle inzendingen voor Capelle aan den IJssel leverde ik een half jaar geleden in het NAi mijn 3 panelen in. Veel tijd ging voorbij, want de jury moest meer dan 200 plannen beoordelen en ook nog naar Oslo en daar is minstens een half jaar voor nodig. Ondertussen zakte het een beetje weg. Af en toe dacht ik eraan want het zou toch wat zijn als… En dan is daar plots de  uitnodiging voor de uitreiking. En dan denk je weer, het zou toch wat zijn als…
Maar goed, niet gebeld dus.

De locatie in Capelle is voor veel mensen een oninteressante. Een plek met een stempelplan uit de jaren zestig, midden in het centrum. Dat laatste klinkt gezellig, maar in Capelle herken je dat niet als zodanig. Capelle is sowieso niet erg sexy, de meeste mensen willen er nog niet dood gevonden worden. Het is een stad met veel wegen, auto’s en weinig plek voor de voetganger. Toch wonen er veel mensen. De koude kant van mijn schoonfamilie bijvoorbeeld. Gevraagd naar het waarom, dan is het antwoord niet verrassend; ‘gewoon’, ‘alles is toch lekker in de buurt’. ‘Omdat ik het ken’. ‘Omdat mijn schoondochter om de hoek woont’.

En dat vind ik zo aantrekkelijk. Lekker gewoon. Ik heb dus een gewoon maar rationeel en mooi plan gemaakt. Ik heb een nieuw stempel ontwikkeld (briljant vond ik zelf en anderen met mij) op een maatsysteem dat naar vraag appartementen danwel eengezinswoningen kan herbergen. Dat is in deze onzekere tijd belangrijk. Het is een stempel dat alle oude problemen met het openbaar gebied, de overgang naar de woning en voorkant/achterkant oplost en daarvoor in de plaats fijne straatjes, pleintjes en tuinen teruggeeft. Ik heb mij niet gestort in bijzondere woningplattegronden (de valkuil van iedere architect) want daar zit de doelgroep niet op te wachten en bovendien maken die een plan al snel duur. Wel wacht de doelgroep op intimiteit, geborgenheid en kleinschaligheid. Liefst in jaren dertig architectuur. Ik heb me dus verdiept in thema’s als reliëf in de gevel, aandacht voor entreepartij, dakgoot, baksteen en pleintjes. Wat is de juiste schaal, hoe ga je de hoek om, hoe voorkom je achterkanten. Stedenbouwkundig heb ik elke rand aandacht gegeven. Vooral de overgang naar het naastliggende nieuwbouwproject dat tot meer dan 40 meter hoog gaat. Daar is een fijn plein ontstaan dat een goed alternatief biedt voor het ongezellige stadhuisplein. Het plan is goed te faseren, is flexibel en de auto is heel mooi weggewerkt. Ook kunnen toekomstige bewoners actief meedenken over hun woonomgeving, bijvoorbeeld waar het gaat om de inrichting van de pleintjes.

De uitreiking werd ingeleid door twee slecht Engels sprekende en chaotische dames die dat ruiterlijk toegaven, geinig. De uitslag van Capelle aan den IJssel bleek extra bijzonder. Niet alleen had ik niet het beste plan, de jury vond de inzendingen van een dergelijk niveau dat er niet eens een 2e prijs uit te reiken viel. Wel was er speciale aandacht voor een stripverhaal, dat was erg origineel. Als ik het goed onthouden heb dan vond de jury dat weinig plannen verder keken dan de locatie zelf. Ook had men zich slecht ingeleefd in de doelgroepen voor wie het plan bestemd was, waren weinig plannen flexibel en hadden veel plannen een te sterk van boven opgelegd architectonisch beeld.

En daar zit ik dan. Mijn gewone mooie stempelplan heeft verloren. En ik had niet eens verwacht (alleen gehoopt) te winnen. Ik werd al gewaarschuwd; het is een briljant plan, kan zo gebouwd worden maar het maakt geen schijn van kans. Is mijn plan te gewoon? Is het niet sexy genoeg? Is ‘jaren dertig’ nog steeds not done? Wat is er mis met een sterke architectonische beeldtaal? Waarom moet er ruimte zijn voor verschillende architectonische stijlen? Is dat dan wat Capelle nodig heeft? Of is het omdat CPO nu hot is? Maar wil de doelgroep dat dan? En als het nu hot is, dan is het toch niet vernieuwend? De winnaar heeft met ‘Polder Salad’ een mooi plan gemaakt, maar waarom wint een plan dat volgens de jury stedenbouwkundig zwakke kanten heeft? Wat hebben we aan het terugbrengen van een oude polderstructuur? We gaan toch niet polderen?

Ik geef toe, ik ben toch teleurgesteld. Ik heb verloren. Van een stripverhaal. En van een salade.