Het bouwplan bestaat uit drie in elkaar geschoven volumes met elk een rechthoekige footprint met zadeldak. De hoogte, breedte en lengte varieert en daarmee de typologie. Het voorste volume, met voornamelijk de kantoorfuncties, is smal en hoog en refereert naar een (voornaam-) voorhuis. Het tweede volume, met vooral de publieksfuncties, is lager en minder uitgesproken. Het vormt de schakel tussen voorhuis en het laatste volume, met de werkplaatsen en magazijnen, dat door zijn maatverhouding een schuur of loods verbeeldt. Het concept verbeeld het gebruik.
De drieledige typologische opbouw is vergelijkbaar met (maar niet hetzelfde als-) de Friese kop-hals-romp boerderij en daarmee een antwoord op het bouwen op de grens van landschap en dorp. Het maken van prismatische volumes met zadeldaken bouwt voort op het traditionele idioom zoals dat in deze omgeving algemeen voorkomt.